
Binnen in de baarmoeder was je gewichtloos in het vruchtwater. Je had het nooit koud, want de temperatuur was aangenaam en constant. Je had geen honger, want de placenta zorgde via de navelstreng voor een ononderbroken aanvoer van alles wat je nodig had om te groeien. Naarmate je lichaam groter werd, kwam je tot je verrassing af en toe je eigen vingers tegen en kon je zelfs zuigen op je duim. Dat was prettig om te doen; het gaf een intens tevreden gevoel, dat zuigen.

Je werd groter en groter en om te voorkomen dat je straks de weg naar buiten niet meer zou kunnen afleggen, werd je zo rond veertig weken zwangerschap geboren. Dat was een hele klus, want het paste allemaal maar net. Toch was je eigenlijk nog lang niet klaar en zelfs je hersenen hadden nog maar zo’n 25% van de omvang die je als volwassene uiteindelijk zou krijgen. Er waren heel veel dingen die je nog niet kon, maar mama zou samen met papa vast zorgen dat dat allemaal goed kwam.
Na de geboorte
En nu ben je er dan. En het valt soms allemaal niet mee… Je bent ineens niet meer gewichtloos, soms is het te koud en soms te warm. Je kunt je duim soms niet meer vinden, want je moet nog leren om al je ledematen gecoördineerd te bewegen. Het is afgelopen met een constante toevoer van voedsel; je moet wachten tot het je wordt aangeboden. Ze zien soms niet dat je erom vraagt, want jij spreekt de taal van de volwassenen nog niet en de volwassenen hebben dikwijls moeite om jouw subtiele taal te verstaan. En dan word je zo ongelukkig, dat je begint te huilen, want je weet niet meer wat je moet doen om te zorgen dat ze je begrijpen. En daar word je dan weer hartstikke moe van, en eerst warm en zweterig en daarna koud, als je de inspanning van het huilen niet meer volhoudt. En dan denken ze soms dat het probleem is opgelost, omdat je weer stil bent, maar dat is niet zo, want je bent gewoon te moe en hopeloos geworden. En ze lijken het ook zo druk te hebben.

Je kunt aldoor wel weer huilen en het ergste is… mama wordt er nu ook helemaal verdrietig en onrustig van. Ze weet niet hoe ze ervoor moet zorgen dat jullie samen het ‘gesprek’ op gang houden, hoe de verbondenheid van voor je geboorte kan worden voortgezet, en nu vraag je je af: ‘Zo vlak na mijn geboorte willen ze me al laten wennen aan eenzaamheid, maar ik kan mijn eigen problemen nog niet oplossen! Als ik mama of papa aankijk en ze zien mijn lieve gezichtje, dan smelten ze helemaal weg en zijn ze bereid alles voor me te doen, maar als ik zoveel uren alleen moet doorbrengen en ze me in een strak ritme willen dwingen, dan kan ik niet op die manier met ze communiceren.
Is dat voor mij, met mijn eigen persoonlijkheid, nou wel een goed idee, dat ik altijd alleen en altijd op dezelfde plaats in slaap moet vallen? Dat ik strakke doeken om me heen krijg, in plaats van mama’s sterke, veilige armen? Dat ik niet met heel veel aandacht omringd mag worden omdat ze denken dat ik dan verwend raak? Dat ik in mijn eentje moet kunnen spelen, zonder de kunst te kunnen afkijken? Dat ik na een maand of drie niet meer ’s nachts wakker mag worden? Dat ik zelfredzaam moet zijn, terwijl ik nog lang niet volgroeid ben? Dat ik maar eenmaal per dag in de draagdoek mag? Dat er een minimum en een maximum zit aan de tijd tussen de voedingen? Dat papa en mama de kookwekker op dertig minuten moeten zetten, omdat ze anders te snel naar mij toe komen als ik huil…? Is dat écht een goed idee?’
‘Nee’, zegt kinderarts Nils Bergman, ‘dat is geen goed idee’

Eigenlijk kun je zeggen dat alle baby’s, gezien hun onrijpheid en gebrek aan vaardigheid om zelf te overleven, prematuur worden geboren. Daarom hebben ze constante (ouderlijke) nabijheid nodig. Als je hun met te grote tussenpozen relatief grote hoeveelheden voedsel aanbiedt, kunnen ze onrustige darmen krijgen. Ook hun kleine maagjes kunnen dat allemaal niet verwerken en daar worden ze onrustig van. Dat dingen op een bepaalde manier worden gedaan, betekent niet altijd dat ze biologisch normaal zijn. Moeders hebben ondersteuning nodig de natuurlijke instincten weer te ontdekken en te volgen en die steun zou al in de zwangerschap moeten beginnen.
‘Nee’, zegt fysiologe Kerstin Moberg, ‘dat is geen goed idee’

‘Nee’, zegt antropoloog Ashley Montagu, ‘dat is geen goed idee’

‘Nee’, zegt psychiater John Bowlby, ‘dat is geen goed idee’

‘Nee’, zeggen de WHO en UNICEF, ‘dat is geen goed idee’

‘Nee’, zegt biochemicus en onderzoeker Peter Hartmann, ‘dat is geen goed idee’

Ieder moeder-kindpaar is anders en moeder en kind moeten samen hun eigen ritme vinden. Het ritme dat dan ontstaat past dan bij de karakters van moeder en kind en bij de borsten (productiemogelijkheden en opslagcapaciteit) van de individuele moeder.
Dat de melk in voldoende mate uit de borst wordt gehaald, is van doorslaggevend belang voor de productie op de langere termijn, dus voor het in stand houden van de productie en de borstvoeding in de komende maanden of misschien jaren. Frequent zuigen van de baby aan de borst, zorgt ervoor dat er oxytocine vrijkomt, dat voor de toeschietreflex zorgt. Het legen van de borst zorgt er echter óók voor dat er prolactine vrijkomt en dat hormoon zorgt voor de melkproductie. Onrust en huilen verhogen de niveaus van stresshormonen en daarmee wordt de afgifte van oxytocine, en dus ook van het toeschieten van de melk, in gevaar gebracht. ‘Hoe meer de baby huilt, des te minder melk drinkt hij, dus wordt er minder geproduceerd en dus is er minder voor hem te drinken en dus huilt hij omdat er te weinig te drinken was’, zei Neil Matterson in 1984. Dat sluit aan op wat Bergman, Montagu en Bowlby zeggen over hoe je het huilen van een baby tot een minimum kunt beperken, zoals hierboven al uiteengezet werd.
‘Nee’, zegt sociaal wetenschapper Rachel Verweij, ‘dat is geen goed idee’

En nu hoop je als pasgeborene maar, dat al die mensen die beslissingen nemen en adviezen geven over hoe ouders met hun al dan niet huilende kindjes kunnen omgaan, óók allemaal weten wat deze en nog veel meer wijze mensen zeggen en dat ze jouw ouders en die van andere kindjes aanmoedigen om hun intuïtie te volgen en veel met je te knuffelen, zodat jullie allemaal niet verdrietig en onzeker worden en niet hoeven te huilen, maar kunnen genieten van elkaar en je zonder aarzeling overgeeft aan het contact…
Wat zou dat mooi zijn!
Lees ook
- Notitie in reactie op de (concept) richtlijn ‘Aanpak van excessief huilen bij zuigelingen’. Versie 25 juni 2008, opgesteld door Marianne Vanderveen-Kolkena en Stephanie Sanderss, lactatiekundigen-ibclc.
- Notitie in reactie op de (concept) richtlijn ‘Aanpak van excessief huilen bij zuigelingen’. Versie 3 februari 2009, opgesteld door Marianne Vanderveen-Kolkena en Stephanie Sanderss, lactatiekundigen-ibclc.
- Statement in reaction to the (draft) guideline ‘Dealing with excessive crying in nurslings’ (Centrum JGZ / RIVM, Centre for Child Healthcare/National Institute of Public Health and Environment). Version 2007 / version 2008), by Marianne Vanderveen-Kolkena IBCLC and Stephanie Sanderss MA, IBCLC
- Samenvatting Notitie in reactie op de (concept) richtlijn ‘Aanpak van excessief huilen bij zuigelingen’
- Notitie in reactie op de (concept) richtlijn ‘Aanpak van excessief huilen bij zuigelingen’; Centrum JGZ/RIVM, november 2007, van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), sector Jeugd, april 2008.
- Nota Aanpak excessief huilen, 2007 versie ActiZ
- Onderzoek: Hongeren naar huidcontact: aanraking bevordert neuro-endocriene ontwikkeling van baby’s. Rachel Verweij en Hedwig van Bakel; 62 nr. 31-32. 3 augustus 2007. Medisch Contact. l3l9
- Huid, hersenen en hormonen, door Rachel Verweij
- Comparison of behavior modification with and without swaddling as interventions for exessive crying, B.E. Van Sleuwen, M.P. L‘Hoir, A.C. Engelberts, W.B. Busschers, P. Westers, M.A. Blom, T.W.J. Schulpen and W. Kuis