Borstvoeding in de geschiedenis (van West-Europa)

De VBN bestaat twintig jaar! [2002]
Twintig jaar geven we nu voorlichting over borstvoeding, en in die tijd is er veel veranderd. Maar soms valt het me op dat bepaalde (verkeerde) ideeën over borstvoeding een erg hardnekkig bestaan leiden. Zo houden bijvoorbeeld veel mensen -zowel moeders als zorgverleners- nog vast aan de voedingsschema’s. Ik vraag me af waarom de regeltjes en de mythes die borstvoeding omgeven soms zo hardnekkig zijn. Waarom blijven we het voeden op schema zo vaak tegenkomen? Waarom wordt er al gauw bijgevoed, met zowel koemelkvoeding als vaste voeding? Waarom moeten baby’s zo jong de nacht doorslapen? Misschien kan er voor deze vragen een verklaring gevonden worden in de geschiedenis.

Hoe lang gaf men borstvoeding?

Het is erg moeilijk om te achterhalen hoe er in het verleden borstvoeding werd gegeven. Vragen als: Hoe lang gaf men borstvoeding? Wanneer begon men met bijvoeding? Werd er op vraag gevoed of op schema? Hoe vaak gaf men borstvoeding? zijn nauwelijks te beantwoorden omdat er weinig gegevens over te vinden zijn. Cijfers hierover werden immers tot voor kort niet bijgehouden, dus als je meer over borstvoeding in het verleden wilt weten dan ben je aangewezen op getuigenverklaringen, boeken van doktoren en vroedvrouwen en -mannen, en op kronieken van de hoge stand.

De min

Er is over de hogere stand vrij veel bekend: over de levenswijze, de manier van kinderen opvoeden, en dus ook over borstvoeding. Dat kan soms een vertekend beeld opleveren. Het was lange tijd de gewoonte in Europa dat baby’s die uit edelvrouwen geboren waren niet door hun moeder gevoed werden, maar door een of meer minnen, die zorgvuldig geselecteerd werden. Daardoor hoor je wel eens dat vroeger alle baby’s door een min gevoed werden, wat uiteraard alleen gold voor baby’s uit de hogere stand. Wel kun je aannemen dat hierdoor het niet zelf voeden van je baby een zekere status verwierf.

In heel Europa -en dan vooral in Noord Frankijk- begonnen in de 17e en 18e eeuw ook andere klassen met het uitbesteden van hun kind aan een min. In tegenstelling tot de families uit de hoogste klasse, die een min in huis namen, zonden de families uit de middenklassen uit de stedelijke gebieden hun kind naar de min toe, meestal ver weg op het platteland. Dit had een zeer hoge kindersterfte tot gevolg. De voedster nam veel baby’s aan, kon ze niet altijd allemaal zelf voeden, en nam haar toevlucht tot bijvoeding (bijvoorbeeld met broodpap).

Borstvoeding

Overigens wil niet zeggen dat mensen die hun kind niet naar een min stuurden hun kind wel altijd borstvoeding gaven. Het was in sommige delen van Europa de gewoonte om aan heel jonge baby’s ander voedsel te geven, bijvoorbeeld broodpap of koffie (!!!). Deze gewoonten konden per regio aanzienlijk verschillen. De gevolgen van deze gewoonte werden weerspiegeld in de sterftecijfers. In de 18e eeuw namen de sterftecijfers in Europa af, behalve in Nederland, waarin de sterftecijfers toenamen. Men vermoedt dat dat het gevolg is van de lage borstvoedingcijfers, en de korte duur waarin borstvoeding werd gegeven. Evenwel worden ook binnen het Nederlandse gebied grote verschillen gevonden. Zo lag in Amsterdam onder joodse families de zuigelingensterfte aanzienlijk lager dan in niet-joodse families, omdat joodse moeders zelf hun kinderen de borst gaven.

Vruchtbaarheid

Verder kenden regio’s waarin weinig of kort borstvoeding werd gegeven een grote vruchtbaarheid. In Noord Frankrijk en Beieren waren de vruchtbaarheidscijfers heel hoog (mensen kregen dus erg veel kinderen), in de polderstreek en in Zeeuws-Vlaanderen waren de vruchtbaarheidscijfers zelfs maximaal. Er was een zeer sterk verband tussen vruchtbaarheid en kindersterfte, en zeer waarschijnlijk zijn beiden veroorzaakt door het wel of niet geven van borstvoeding. Met andere woorden, hoe meer kinderen men kreeg, hoe meer kinderen er stierven. Hoe minder borstvoeding er werd gegeven, hoe meer kinderen er stierven. En als een vrouw geen of weinig borstvoeding gaf was ze veel sneller weer zwanger, en daarmee is het cirkeltje weer rond.

Zuigelingensterfte

Daarnaast was ook de welstandsklasse van belang voor de sterftecijfers. Voor borstgevoede kinderen gold dat kinderen uit de laagste klassen een 2 tot 3 keer grotere kans hadden om jong te sterven dan vergelijkbare kinderen uit de hoogste klassen. Bij kinderen die geen borstvoeding kregen lag de zuigelingensterfte onder de armste klassen zelfs 15 keer hoger. Vanaf de 18e eeuw begonnen artsen het geven van borstvoeding door de moeder aan te moedigen. Zij zagen het verband tussen de hoge sterfte onder zuigelingen en het gebrek aan borstvoeding. Hier en daar begonnen zelfs vrouwen uit de hogere stand borstvoeding te geven. Met name vrouwen uit de opkomende burgerlijke stand waren gevoelig voor de argumenten van de artsen.

Oorsprong voedingsschema’s

Volgens Huggins en Ziedrich (1994) was een deel van de lage borstvoedingscijfers te wijten aan de regeltjes die de borstvoeding omgaven. Een vrouw mocht vaak gedurende de eerste dagen geen borstvoeding geven, daar colostrum als ‘vies’ beschouwd werd; ze mocht geen borstvoeding geven als ze menstrueerde of als ze zwanger was; ze mocht geen sex hebben tijdens de lactatieperiode, en ze mocht haar baby niet bij haar in bed nemen. Deze regeltjes zullen de nodige problemen veroorzaakt hebben. De gewoonte om vroeg bij te voeden met pap zal er ook toe hebben bijgedragen dat haar melkproductie afnam. De leeftijd waarop kinderen gespeend werden nam steeds verder af. In de 16e en 17 eeuw werd nog aanbevolen dat een kind rond het tweede jaar gespeend moest worden, in de 18e eeuw werd geadviseerd om hooguit acht à negen maanden borstvoeding te geven. Men dacht dat na een bepaalde tijd de melk niet meer goed was.

Als gevolg van de vroege bijvoeding hadden de meeste kinderen enorme problemen met hun ingewanden. Baby’s huilden de hele dag en hadden diarree en infectieziekten. Sommige dokteren weten dat aan ‘overvoeding’. Naar hun idee baby’s kregen simpelweg te veel voeding. Daarom pleitten zij ervoor om de voedingen te beperken zodat de baby’s honger nooit helemaal verdween. Baby’s mochten vier, drie of zelfs twee keer per dag gevoed worden. In de achttiende eeuw waren veel kinderen ondervoed en werden met medicijnen rustig gehouden: laxeermiddelen, opiaten en alcohol.

De conclusie die op grond van bovenstaande getrokken kan worden, is dat zowel de beperking van de duur van borstvoeding als de voedingsschema’s een oorsprong hebben in voorgaande eeuwen. Het is een mythe dat vroeger iedereen borstvoeding gaf, en dat de basis voor de huidige lage borstvoedingscijfers en de korte duur ervan, pas gedurende de loop van deze eeuw gelegd is. Door te weten dat veel van de obstakels om borstvoeding te geven al langere tijd bestaan, is beter te begrijpen waarom de huidige weerstand tegen borstvoeding, en de fabeltjes die het soms omringen zo hardnekkig kunnen zijn.

Bronvermelding

  • Het Westers gezin in historisch en vergelijkend perspectief, cursus van de Open Universiteit, deel 4: Specifieke thema’s in de gezinsgeschiedenis: enkele voorbeelden. 1986 ISBN: 9035801733
  • The nursing mother’s guide to weaning, Kathleen Huggins en Linda Ziedrich, 1994 ISBN 1558320660
  • The culture and biology of breastfeeding: A historical review of western Europe, Valerie Fildes. In: Breastfeeding, biocultural perpectives, 1995 ISBN 0202011925, pag. 101-126

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden

Gerelateerde artikelen