Je bent net geboren, en dan…?

hchtng-3.jpgStel je eens voor… Je was een maand of negen omhuld door het lichaam van je moeder. Er was een constante stroom van prikkels. Er was de beweging van haar lichaam. Er was het geluid van haar hart, van het stromen van haar bloed, van het geborrel in haar darmen. Je hoorde al vanaf ongeveer zestien weken stemmen van de mensen met wie ze veel tijd doorbracht, misschien haar zingen, het muziekinstrument van je grotere broertje of zusje, de muziek die je papa graag opzette.
Binnen in de baarmoeder was je gewichtloos in het vruchtwater. Je had het nooit koud, want de temperatuur was aangenaam en constant. Je had geen honger, want de placenta zorgde via de navelstreng voor een ononderbroken aanvoer van alles wat je nodig had om te groeien. Naarmate je lichaam groter werd, kwam je tot je verrassing af en toe je eigen vingers tegen en kon je zelfs zuigen op je duim. Dat was prettig om te doen; het gaf een intens tevreden gevoel, dat zuigen.

hchtng-1.jpgZolang het nog niet al te krap was, kon je draaien en duikelen dat het een lieve lust was. Als mama druk was, wiegde ze je in slaap en als zij op de bank zat, dacht je: ‘Hé, waarom staan we stil? Gaan we spelen?’ En ja, vaak ging je spelen. Mama lokte je met haar handen en ook papa deed mee. Daar genoten jullie alle drie van en via de navelstreng kwamen de hormonen die als gevolg van het genieten door mama’s bloed stroomden, óók bij jou terecht. Je was letterlijk met elkaar verbonden.

Je werd groter en groter en om te voorkomen dat je straks de weg naar buiten niet meer zou kunnen afleggen, werd je zo rond veertig weken zwangerschap geboren. Dat was een hele klus, want het paste allemaal maar net. Toch was je eigenlijk nog lang niet klaar en zelfs je hersenen hadden nog maar zo’n 25% van de omvang die je als volwassene uiteindelijk zou krijgen. Er waren heel veel dingen die je nog niet kon, maar mama zou samen met papa vast zorgen dat dat allemaal goed kwam.

Na de geboorte

En nu ben je er dan. En het valt soms allemaal niet mee… Je bent ineens niet meer gewichtloos, soms is het te koud en soms te warm. Je kunt je duim soms niet meer vinden, want je moet nog leren om al je ledematen gecoördineerd te bewegen. Het is afgelopen met een constante toevoer van voedsel; je moet wachten tot het je wordt aangeboden. Ze zien soms niet dat je erom vraagt, want jij spreekt de taal van de volwassenen nog niet en de volwassenen hebben dikwijls moeite om jouw subtiele taal te verstaan. En dan word je zo ongelukkig, dat je begint te huilen, want je weet niet meer wat je moet doen om te zorgen dat ze je begrijpen. En daar word je dan weer hartstikke moe van, en eerst warm en zweterig en daarna koud, als je de inspanning van het huilen niet meer volhoudt. En dan denken ze soms dat het probleem is opgelost, omdat je weer stil bent, maar dat is niet zo, want je bent gewoon te moe en hopeloos geworden. En ze lijken het ook zo druk te hebben.

hchtng-7.jpgZe doen van alles, maar anders dan voorheen mag je er nu niet meer aldoor bij zijn. Mama lijkt zo heel ver weg, je kunt haar niet meer voelen en aanraken en je beweegt niet meer de hele dag met haar mee. Er zijn nog steeds veel prikkels, maar dat zijn prikkels waaraan je niet gewend bent: fel licht, harde geluiden, voortdurende temperatuurswisselingen. Wat een toestand allemaal.
Je kunt aldoor wel weer huilen en het ergste is… mama wordt er nu ook helemaal verdrietig en onrustig van. Ze weet niet hoe ze ervoor moet zorgen dat jullie samen het ‘gesprek’ op gang houden, hoe de verbondenheid van voor je geboorte kan worden voortgezet, en nu vraag je je af: ‘Zo vlak na mijn geboorte willen ze me al laten wennen aan eenzaamheid, maar ik kan mijn eigen problemen nog niet oplossen! Als ik mama of papa aankijk en ze zien mijn lieve gezichtje, dan smelten ze helemaal weg en zijn ze bereid alles voor me te doen, maar als ik zoveel uren alleen moet doorbrengen en ze me in een strak ritme willen dwingen, dan kan ik niet op die manier met ze communiceren.

Is dat voor mij, met mijn eigen persoonlijkheid, nou wel een goed idee, dat ik altijd alleen en altijd op dezelfde plaats in slaap moet vallen? Dat ik strakke doeken om me heen krijg, in plaats van mama’s sterke, veilige armen? Dat ik niet met heel veel aandacht omringd mag worden omdat ze denken dat ik dan verwend raak? Dat ik in mijn eentje moet kunnen spelen, zonder de kunst te kunnen afkijken? Dat ik na een maand of drie niet meer ‘s nachts wakker mag worden? Dat ik zelfredzaam moet zijn, terwijl ik nog lang niet volgroeid ben? Dat ik maar eenmaal per dag in de draagdoek mag? Dat er een minimum en een maximum zit aan de tijd tussen de voedingen? Dat papa en mama de kookwekker op dertig minuten moeten zetten, omdat ze anders te snel naar mij toe komen als ik huil…? Is dat écht een goed idee?’

‘Nee’, zegt kinderarts Nils Bergman, ‘dat is geen goed idee’

huidcontact-5.jpgDicht bij de moeder krijgt een baby warmte, bescherming en voedsel en dat zorgt voor een optimale ontwikkeling van zijn hersenen. De huid van de moeder is voor de baby de natuurlijke omgeving en zowel lichamelijk als geestelijk is het voor hem de gezondste plek om te zijn. Te weinig tijd in haar armen leidt tot protest, de baby gaat huilen, in de hoop dat zijn moeder terugkomt. Het leidt ook tot wanhoop en zich terugtrekken: hij stopt met huilen, is oververmoeidheid en wordt stil.
Eigenlijk kun je zeggen dat alle baby’s, gezien hun onrijpheid en gebrek aan vaardigheid om zelf te overleven, prematuur worden geboren. Daarom hebben ze constante (ouderlijke) nabijheid nodig. Als je hun met te grote tussenpozen relatief grote hoeveelheden voedsel aanbiedt, kunnen ze onrustige darmen krijgen. Ook hun kleine maagjes kunnen dat allemaal niet verwerken en daar worden ze onrustig van. Dat dingen op een bepaalde manier worden gedaan, betekent niet altijd dat ze biologisch normaal zijn. Moeders hebben ondersteuning nodig de natuurlijke instincten weer te ontdekken en te volgen en die steun zou al in de zwangerschap moeten beginnen.

‘Nee’, zegt fysiologe Kerstin Moberg, ‘dat is geen goed idee’

hchtng-5.jpgMinder lichamelijk contact met de moeder of met een andere liefdevolle verzorger betekent voor het kind minder gelegenheid om tot rust te komen. Juist het huid-op-huidcontact, wat met intensief borstvoeding geven en het dragen van een zuigeling wordt bevorderd, zorgt voor de afgifte van het hormoon oxytocine. De prikkels die een baby in de armen en aan de borst van zijn moeder krijgt, stimuleren zijn gevoel van welbevinden. Op verzoek voeden en veel lichamelijke nabijheid zijn de beste manieren om de negatieve invloed van stresshormonen op afstand te houden en de afgifte en werking van relaxhormonen een kans te geven. Dat maakt dat mensen kunnen openstaan voor elkaar en dat ze hechte relaties met elkaar kunnen aangaan, opbouwen en onderhouden.

‘Nee’, zegt antropoloog Ashley Montagu, ‘dat is geen goed idee’

hchtng-6.jpgBij mensen is er na de zwangerschap een periode van ‘exterogestation’: een periode van zwangerschap (gestatie) buiten (extero) de baarmoeder. De baby is bij de geboorte nog heel onrijp. Het is daarom belangrijk te proberen de situatie van binnen de baarmoeder zo dicht mogelijk te benaderen, ofwel voort te zetten, als de baby eenmaal is geboren. De baby is namelijk voor de bevrediging van zijn behoeften nog steeds volledig afhankelijk van het moederlichaam. Zijn organen moeten rijpen en hij moet zijn omgeving leren kennen. De huid is daarbij het externe zenuwstelsel en ontstaat uit hetzelfde weefsel als het centrale en het perifere zenuwstelsel. Mede daarom is de prikkel van menselijke aanraking en lichamelijke nabijheid zo belangrijk voor zijn ontwikkeling. Borstvoeding speelt daarin een zeer belangrijke rol en is veel meer dan alleen maar de overdracht van calorieën en voedingsstoffen. Het is de natuurlijke weg waarlangs de moeder-kindrelatie wordt opgebouwd. Wanneer de moeder en haar baby tijdens de voedingen huidcontact hebben en met elkaar ‘praten’, ontstaat er een sfeer van veiligheid waarin hij kan gedijen.

‘Nee’, zegt psychiater John Bowlby, ‘dat is geen goed idee’

misbruik1.jpgKinderen hebben het nodig, dat volwassenen die voor hen moeten zorgen, responsief reageren. Dat betekent dat die volwassenen de signalen opvangen, dat zij ze juist interpreteren en er effectief op reageren. Op basis daarvan ontwikkelt het kind een basisvertrouwen. Met andere woorden: hij leert dat zijn verzorgers toegankelijk en bereikbaar zijn en zo raakt hij veilig gehecht. En dat is dan weer belangrijk voor een stabiele emotionele ontwikkeling nu en op latere leeftijd. Omdat een baby geen tijdsbesef heeft, kan hij niet wachten op die zorg. Die lijkt dan alleen maar onbereikbaar, wat hem tot huilen en wanhoop brengt en uiteindelijk tot stille moedeloosheid leidt.

‘Nee’, zeggen de WHO en UNICEF, ‘dat is geen goed idee’

hchtng-8.jpgDe tien vuistregels vormen een internationaal document dat de basis is onder goede borstvoedingszorg. Als instellingen in aanmerking willen komen voor het Borstvoedingscertificaat, dat in Nederland wordt uitgereikt door de stichting Zorg voor Borstvoeding, dan is de allereerste voorwaarde dat de instelling aan alle tien vuistregels voldoet. Vuistregel-7 geeft aan dat het de bedoeling is dat moeder en kind dag en nacht bij elkaar op een kamer blijven. Dat houdt in de praktijk dus in, dat de baby niet altijd op ‘dezelfde plaats’ (lees: op zijn eigen kamertje) zal slapen, maar dáár zal uitrusten waar mama is. Vuistregel-8 geeft aan dat borstvoeding op verzoek moet worden nagestreefd. Dat houdt in, dat er geen minimum en maximum tijd tussen de voedingen zit, maar dat de baby zélf het voedingsritme aangeeft. Op die manier wordt de overgang van het leven in de baarmoeder naar het leven buiten de baarmoeder voor de baby het gemakkelijkst en zal er minder reden tot stress en huilen zijn. Dat bevordert de communicatie tussen moeder en kind.

‘Nee’, zegt biochemicus en onderzoeker Peter Hartmann, ‘dat is geen goed idee’

hchtng-4.jpgHet aan tijdslimieten binden van het aantal voedingen door regels te stellen voor de tijden tussen de borstvoedingen, zal dikwijls verstorend werken op zowel de productie van moedermelk door de moeder als de inname van moedermelk door de baby.
Ieder moeder-kindpaar is anders en moeder en kind moeten samen hun eigen ritme vinden. Het ritme dat dan ontstaat past dan bij de karakters van moeder en kind en bij de borsten (productiemogelijkheden en opslagcapaciteit) van de individuele moeder.
Dat de melk in voldoende mate uit de borst wordt gehaald, is van doorslaggevend belang voor de productie op de langere termijn, dus voor het in stand houden van de productie en de borstvoeding in de komende maanden of misschien jaren. Frequent zuigen van de baby aan de borst, zorgt ervoor dat er oxytocine vrijkomt, dat voor de toeschietreflex zorgt. Het legen van de borst zorgt er echter óók voor dat er prolactine vrijkomt en dat hormoon zorgt voor de melkproductie. Onrust en huilen verhogen de niveaus van stresshormonen en daarmee wordt de afgifte van oxytocine, en dus ook van het toeschieten van de melk, in gevaar gebracht. ‘Hoe meer de baby huilt, des te minder melk drinkt hij, dus wordt er minder geproduceerd en dus is er minder voor hem te drinken en dus huilt hij omdat er te weinig te drinken was’, zei Neil Matterson in 1984. Dat sluit aan op wat Bergman, Montagu en Bowlby zeggen over hoe je het huilen van een baby tot een minimum kunt beperken, zoals hierboven al uiteengezet werd.

‘Nee’, zegt sociaal wetenschapper Rachel Verweij, ‘dat is geen goed idee’

huidcontact-1.jpgAls de baby wordt geboren, zijn er nog maar weinig verbindingen tussen de vele hersencellen. Positieve ervaringen bevorderen de hersenontwikkeling, die gedijt onder de hormonale invloed van bijvoorbeeld oxytocine. Stresshormonen als adrenaline en cortisol versnellen de hartslag en ademhaling, waardoor het stresssysteem wordt ‘ingesteld’. Wanneer een baby door eenzaamheid en huilen veel stress ervaart, wordt zijn stresssysteem overgevoelig, wat de kans op allerlei ongezonde consequenties vergroot. Soms neemt het huilen wel af, maar de innerlijke stress niet, wat af te lezen valt aan bepaalde bloedwaarden. Het lichaamscontact en het zuigen tijdens de borstvoeding verminderen de stress. Het is, zeker in het eerste levensjaar, juist een buitenstaander die de baby te hulp moet schieten om de stress te verminderen, omdat het zenuwstelsel van de baby nog niet rijp is om die taak zelf te volbrengen. Investeren in lichaamscontact en in borstvoeding, is daarom investeren in de toekomstige geestelijke gezondheid van je kind én de kinderen van je kinderen, want ook hier geldt: jong geleerd, oud gedaan!

En nu hoop je als pasgeborene maar, dat al die mensen die beslissingen nemen en adviezen geven over hoe ouders met hun al dan niet huilende kindjes kunnen omgaan, óók allemaal weten wat deze en nog veel meer wijze mensen zeggen en dat ze jouw ouders en die van andere kindjes aanmoedigen om hun intuïtie te volgen en veel met je te knuffelen, zodat jullie allemaal niet verdrietig en onzeker worden en niet hoeven te huilen, maar kunnen genieten van elkaar en je zonder aarzeling overgeeft aan het contact…

Wat zou dat mooi zijn!

Lees ook

Copyright 2017

© | Op dit artikel rust copyright | StefanKleintjes |

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden