Moedermelk, gewoon de meest volwaardige zuigelingenvoeding

samenstelling1.jpgMoedermelk is een soorteigen lichaamsvloeistof, speciaal gemaakt om de baby te voeden zolang die nog niet in staat is om zichzelf te voeden. Naast eiwitten, vetten, koolhydraten, vitaminen en mineralen, onmisbaar voor de groei, bevat moedermelk ook veel stoffen die de baby actief en passief helpen bij de opbouw van een toereikend immuunsysteem. Borstvoeding is de biologische norm en heeft vanuit de baby gezien, en dus niet alleen medisch, de voorkeur boven welke andere voeding dan ook.

Borstvoeding is hoe de natuur het bedoeld heeft

Onze overheid, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), Kenniscentrum Borstvoeding en ook vele individuele zorgverleners zijn er van overtuigd dat borstvoeding de preferente voeding is voor het kind in zijn eerste zes levensmaanden. Vaak wordt zelfs gesteld dat kinderen tot minimaal twee jaar borstvoeding zouden moeten krijgen, en daarna minstens zo lang als moeder en kind dat zelf willen. Er is veel overtuigend wetenschappelijk bewijs voor. De kracht van borstvoeding, van Moeder Natuur, zit ‘m in de specifieke samenstelling van de melk, de manier van toedienen (het voeden aan de borst) en de misschien wat andere manier van moederen. Voeden aan de borst is, hoe je het ook wendt of keert, de door de natuur bedoelde ofwel fysiologische manier van voeden met een lichaams-eigen vloeistof.

samenstelling2.jpgDe ontwikkeling van de borstklier is een belangrijk element binnen de evolutie van de familie van de zoogdieren. De overleving van de soort is gewaarborgd met een goed functionerende borstklier. Het idee is dat het lacteren is geëvolueerd vanuit een manier om het nageslacht te beschermen tegen infecties en dat de nutritionele waarde ervan pas later in de evolutie belangrijk is geworden.
Een voornaam deel van de proteïnen in moedermelk bestaat ook nu nog steeds uit bepaalde eiwitten die belangrijk zijn bij de bescherming tegen en het bevechten van pathogenen. In de melk van élk zoogdier is de bescherming aangepast aan de specifieke behoefte van die soort en de heersende ziektes van dat moment.*1
De melk van alle zoogdieren is opgebouwd uit dezelfde elementen: eiwitten, vetten en koolhydraten met daarbij vitaminen, mineralen en sporenelementen. De verhouding waarin deze elementen in de melk voorkomen, en vaak ook hun specifieke chemische structuur, is zeer verschillend en soort-specifiek. Het jong van vrijwel elke zoogdiersoort neemt de speen in de bek, masseert en zuigt en vertoont gedrag om het toeschieten van de melk te bevorderen. De frequentie en duur van de voedingen zijn echter verschillend. Die frequentie bijvoorbeeld varieert van één keer per meerdere dagen bij grote zeezoogdieren tot continue bij buideldieren.
Er is een verband tussen dit drinkgedrag, het zorggedrag van de ouderdieren en de samenstelling van de melk. Het toenemen van de relatieve hoeveelheid vetten en eiwitten en het afnemen van de relatieve hoeveelheid water in de melk, is evenredig aan het dalen van de voedingsfrequentie per dag. De meeste zoogdieren die tamelijk ongeconcentreerde melk hebben, dragen hun jongen bij zich en voeden frequent. Menselijke melk is een van de minst geconcentreerde soorten.

Geen borstvoeding? Dan minder bescherming

samenstelling3.jpgDe melk van elk zoogdier is op maat gemaakt om in de specifieke behoeften van de eigen soort te kunnen voorzien. Onderzoek laat zien dat kinderen die geen borstvoeding krijgen op de korte, middellange en lange termijn gemiddeld minder goede gezondheidsuitkomsten hebben. Indien 85% van alle kinderen in Nederland start met borstvoeding en als na zes maanden 25% van de kinderen nog borstvoeding krijgt, nemen de kosten voor volksgezondheid per jaar af met € 10 miljoen.*2
De zorgbehoefte vermindert simpelweg door meer borstvoeding. Kinderen worden minder vaak ziek, minder kinderen worden ernstig ziek en hun moeders, als die werken, nemen minder ziekteverlof op omdat hun kind ziek is. Het gaat dus niet alleen om de meest genoemde bescherming van borstvoeding, namelijk tegen allergieën, maar vooral om de verhoogde bescherming tegen tal van infecties die kinderen zonder borstvoeding makkelijk krijgen. Dit geldt uiteraard niet alleen in landen met gebrekkige hygiëne, maar ook in geïndustrialiseerde landen.

samenstelling4.jpgEen belangrijk voorbeeld is NEC (Necrotiserende Entero Colitis) dat vooral voor prematuren een risico is én een probleem.*3 Maar ook gezonde aterm geboren kinderen hebben meer kans op darminfecties wanneer zij geen moedermelk krijgen. Dit effect is dosis-afhankelijk.*4,*5
Luchtweginfecties (respiratoire aandoeningen) komen bij voeden met kunstmatige zuigelingenvoeding vaker voor en zijn ernstiger van aard naarmate een kind korter of geen (uitsluitend) borstvoeding kreeg.*6 Bovendien is er een duidelijke negatieve associatie aangetoond tussen het niet-krijgen van borstvoeding en hospitalisatie met respiratoire aandoeningen.*7
De bescherming die borstvoeding biedt tegen urineweginfecties blijft bestaan, ook na het beëindigen van de borstvoedingrelatie.*8 Kinderen die geen borstvoeding krijgen, hebben een verhoogde kans te overlijden aan wiegendood. Dit effect is het grootst in de eerste levensweken.*9,*10 In veel onderzoeken wordt aannemelijk gemaakt of verondersteld dat de speciale bestanddelen van moedermelk voor deze verschillen verantwoordelijk zijn.

Samenstelling moedermelk wisselt

samenstelling5b.jpgFabrikanten van moedermelkvervangende producten hebben geprobeerd de samenstelling van moedermelk te ontrafelen, omdat zij ernaar streven een zo goed mogelijke replica te maken. Pas in de laatste decennia wordt er ook onafhankelijk onderzoek gedaan. Uit alle onderzoeken wordt vooral duidelijk dat er geen ‘constante kwaliteit’ is in moedermelk. De samenstelling wisselt per vrouw, per moment van de dag, de manier van drinken, de fase van de lactatie en de locatie waar moeder en kind zich bevinden. Ook de manier van verzamelen van de melk en het borstvoedingmanagement zijn van invloed op de samenstelling van moedermelk. En ten slotte speelt de voeding van de moeder mee.
De volle borst geeft relatief magere melk en de lege borst vette tot zeer vette melk.*11 Bij een restrictief borstvoedingsbeleid zal een kind vaak vooral waterige melk tot zich nemen voordat het toekomt aan de vette melk. Een moeder die frequent voedt zal een meer gelijkmatig vetaandeel hebben, dat gemiddeld ook hoger zal zijn dan bij minder frequent voeden. De soorten specifieke antistoffen wisselen naargelang het kind en de moeder in aanraking komen met verschillende pathogenen.*12 De voeding van de moeder bepaalt de aanwezigheid van geur- en smaakstoffen, eventuele allergenen, het vitamine C-gehalte en tot op zekere en op de langere termijn ook de vetzuursamenstelling.
Concentraties van sommige vetzuren in moedermelk nemen toe als de moeder er veel van gebruikt. Ditzelfde effect geldt voor vitamine C. Hier is de invloed van de voeding van de moeder zichtbaar op de samenstelling van de moedermelk.*13

Ook vetzuren uit het verleden tellen mee

samenstelling6.jpgEen lage inname van bepaalde vetzuren op korte termijn leidt niet automatisch tot een lage concentratie ervan in de melk. Vetzuren in de melk lijken dus niet alleen afkomstig te zijn uit de voeding van de moeder tijdens de lactatieperiode, maar ook van haar vetvoorraden en dus van de voeding in de voorafgaande periode. Sommige vetzuren zijn goed voor het kind. De omega-3-vetzuren EPA, DHA en DPA, en het omega-6-vetzuur linolzuur, zijn positief geassocieerd met een betere groei en betere ontwikkeling van het gezichtsvermogen, hersenen en zenuwen. Hoge consumptie van verzadigde vetten en transvet kan de gezondheid, groei en ontwikkeling negatief beïnvloeden.

Als moeders kiezen voor gezonde vetten, profiteren hun kinderen die borstvoeding krijgen daarvan. Een voedingspatroon dat rijk is aan meervoudig onverzadigde vetzuren, met weinig verzadigde vetzuren en geen transvetzuren, zal hun groei en ontwikkeling ten goede komen. Omdat een groot deel van de vetzuren die zich in moedermelk bevinden afkomstig lijkt te zijn van de vetvoorraden van de moeder, is niet alleen van belang wat de moeder actueel eet, maar vooral ook wat zij gedurende langere tijd daarvóór heeft geconsumeerd. Het belang van gezonde vetten geldt dus niet alleen voor moeders die borstvoeding geven, maar ook voor zwangere vrouwen en zelfs voor vrouwen met een kinderwens.

Door gebrek aan wetenschappelijke kennis is niet bekend of andere voedingsstoffen in de voeding van de moeder invloed hebben op de samenstelling van moedermelk. Voor koolhydraten, eiwitten, vitaminen en mineralen is weinig tot geen onderzoek voorhanden.
Bij het nemen van monsters moedermelk om de samenstelling te bepalen, wordt vaak te weinig aandacht besteed aan het feit dat de samenstelling voortdurend kan wisselen. Dat is een van de redenen waarom onderzoeksuitkomsten zo divers zijn.

De immunobiologie van moedermelk

samenstelling7.jpgEen enorme diversiteit aan ingrediënten in de moedermelk helpt het kind actief én passief bij het bestrijden van binnendringende pathogenen. Het gaat dan om allerlei eiwitten zoals antilichamen, maar ook vetten en speciale koolhydraten en signaalstoffen, cytokynen, enzymen, chemokynen, hormonen, antioxidanten, groeihormonen en cellen zoals lymfocyten en fagocyten. Deze beschermende stoffen vallen pathogenen aan, creëren een voor pathogenen onaantrekkelijk milieu of voorkómen dat zij zich op hun doelplaatsen kunnen vestigen en ze activeren het immuunsysteem van het kind. Ten slotte heeft een aantal van deze stoffen een onderwijsfunctie; zij leren het immuunsysteem hoe het zich in de toekomst kan verweren. Het is ook mede daarom dat de thymus, het centrale orgaan in het immuunsysteem, bij met kunstvoeding gevoede kinderen de helft of nog meer kleiner is dan bij kinderen die met moedermelk gevoed worden.*21

Eiwitten, koolhydraten en vetten

Eiwitten De belangrijkste antistof in zowel colostrum als rijpe moedermelk is secretoir immunoglobuline A (sIgA). In colostrum en in premature melk is de concentratie sIgA hoger dan in rijpe moedermelk, maar van die laatste krijgt het kind meer binnen. SIgA bindt of vangt microben en voorkomt zo dat deze in de slijmvliezen van bijvoorbeeld luchtwegen en ingewanden van de zuigeling binnendringen. Daarnaast neutraliseren de antilichamen in moedermelk virussen en bacteriële toxinen. In de loop van de jaren, als kinderen geleidelijk minder drinken, neemt de concentratie van beschermende factoren toe.
Lactoferrine is het andere belangrijke beschermende eiwit in moedermelk. Het bindt ijzer en daardoor wordt het milieu in de darm onaantrekkelijk voor gevaarlijke pathogenen die juist ijzer nodig hebben. Ook doodt het bacteriën, sommige virussen en candida albicans en heeft het anti-inflammatoire eigenschappen.
Een derde belangrijk eiwit is lactalbumine of Hamlet, Human alfa-lactalbumin made lethal to tumor cells, dat beschermt tegen tumorgroei.

Koolhydraten In humane melk zijn meer dan 130 verschillende oligosacchariden geïsoleerd. De meeste ervan worden niet opgenomen, maar dragen bij aan de vorming van een gunstige darmflora. Ook vangen ze bacteriën zoals E. Coli, Vibrio Cholerae en Salmonella weg, waardoor deze niet in de slijmvliezen, en dus ook in het lichaam kunnen dringen.

Melkvet Spijsverteringsenzymen breken het melkvet af en vormen vetzuren die bepaalde bacteriën en virussen aanvallen, maar ook de parasiet Giardia Liamblia. Het humane melkvet-proteïne lactadherine houdt het rotavirus tegen. Bovien lactadherine doet dit niet.

Kunstmatige zuigelingenvoeding bevat weinig beschermende stoffen zoals die voorkomen in moedermelk. De aanwezige beschermende stoffen in koemelk, waarvan kunstmatige zuigelingenvoeding wordt gemaakt, zijn toegespitst op bescherming tegen pathogenen voor rundvee. Het productieproces inactiveert of vernietigt het overgrote deel van deze antistoffen. Er wordt ook geëxperimenteerd met het toevoegen van pre- en probiotica aan kunstmatige zuigelingenvoeding. De onderzoeken hiernaar zijn niet unaniem positief en de positieve onderzoeksuitslagen vertonen de betere beschermende werking alleen in vergelijking met andere kunstmatige zuigelingenvoedingen; niet in vergelijking met moedermelk.*14,*15
Hoewel de nutritionele samenstelling van moedermelk redelijk kan worden benaderd, is het onmogelijk om de veranderlijke samenstelling te imiteren, net zo min als alle protectieve componenten en actieve beschermingsstoffen van moedermelk.

Geschiedenis kunstmatige zuigelingenvoeding

samenstelling8.jpgKinderen die vroeger geen of minder borstvoeding kregen, hadden een sterk verhoogd stervensrisico.*16 Kinderen die melk van een andere moeder kregen (meestal een min) hadden wél goede overlevingskansen. Vervangingsmiddelen zoals bijvoorbeeld koemelk-watermengsels waren berucht vanwege de daarmee gepaard gaande hoge mortaliteit.*17
Von Liebig publiceerde in 1846 dat alle levende materie, dus ook voedsel, bestaat uit eiwitten, vetten en koolhydraten en Meigs verklaarde in 1884 na onderzoek dat deze in een verhouding van 1%, 4,2% en 7,4% in moedermelk zitten, samen met 87% water en 0,1% zout. Sindsdien zijn moedermelkvervangers volgens deze formule gefabriceerd.*22

Koemelk werd verdund om het eiwitgehalte omlaag te brengen en aangevuld met vetten en suikers in diverse vormen. De eerste commerciële kunstmatige zuigelingenvoedingen waren op dit principe geënt en nog steeds is dit ruwweg de manier waarop koemelk geschikt wordt gemaakt voor de verkoop. De processen zijn wel verfijnder; men weet nauwkeuriger welke soorten vetten, eiwitten en koolhydraten nodig zijn en men kent de essentiële vitaminen, mineralen, zoetstoffen en sporenelementen die moeten worden toegevoegd. Maar nog steeds benadert het eindproduct niet de kwaliteit die moedermelk heeft. Het voldoet aan een bepaalde voedingsbehoefte van een zuigeling en zorgt voor groei en ontwikkeling. Maar die groei en ontwikkeling volgen andere patronen dan kinderen die borstvoeding krijgen*18 en dit kan op latere leeftijd leiden tot aandoeningen zoals obesitas, diabetes en hart- en vaatziekten.*19,*20
De bescherming die borstvoeding biedt, de aanzet die het met de levende en pro-actieve beschermende stoffen geeft tot de ontwikkeling van een goed functionerend eigen afweersysteem, zullen wellicht nooit op exacte wijze in een industrieel product kunnen worden bereikt. Net zo min als het op maat afgestemde honger- en verzadigingssysteem, noch de interactieve en wisselende samenstelling.

Voeden aan de borst: mooier kan het niet

samenstelling9.jpgHoewel dus voor iedereen duidelijk moet zijn dat niet-humane melk (kunstmatige zuigelingenvoeding) een mindere keus is, anders dan wat meestal wordt gezegd: dat borstvoeding de betere keus is, wordt er volop reclame voor gemaakt en wordt het neergezet als bijna net zo goed als moedermelk.
Moeders geven graag borstvoeding en moeders zullen, als ze de fysiologische componenten van de baby en het borstvoeden begrijpen, daaruit een stimulans putten om het leerproces dat borstvoeding is in de eerste weken, met genoegen aan te pakken. Weten dat borstvoeding steeds leuker wordt, zéker als je daar goed bij begeleid wordt, geeft moeders vertrouwen om het proces van dragen, baren en voeden in zijn geheel te voltooien.

Lees ook

Gebruikte literatuur

  • 1. Hartmann P.E., Mammary gland: past, present, and future, In Textbook of Human Lactation, door Hartman P.E. en Hale T.W., 4-5. Amarillo, Texas, USA: Hale Publishing, L.P., 2007.
  • 2. Buchner F.L, et al., Gezondheidswinst en kosten-batenanalyse van interventies op het gebied van borstvoeding: Modelberekeningen, 350040002/2007, RIVM, 2007.
  • 3. Anthony M.Y., McGuire W., Donorhuman milk versus formula for preventing necrotising enterocolitis in preterm infants: systematic review, Archives of Disease in Childhood, 2003: Jan 2003; 88 (1) Special Iss. SI : 11-14.
  • 4. Quigley M.A., How protective is breast feeding against diarrhoeal disease in infants in 1990s England? A case-control study, Arch. Dis. Child, 2006: Mar;91(3):245-50.
  • 5. Coppa G.V., Human milk oligosaccharides inhibit the adhesion to Caco-2 cells of diarrheal pathogens: Escherichia coli, Vibrio cholerae, and Salmonella fyris, Pediatr. Res., 2006: Mar;59(3):377-82.
  • 6. Chantry C.J., et al., Full breastfeeding duration and associated decrease in respiratory tract infection in US children, Pediatrics, 2006: Feb;117(2):425-32.
  • 7. Bachrach V., et al., Breastfeeding and the Risk of Hospitalization for Respiratory Disease in Infancy: A Meta-analysis, Arch. Pediatr. Adolesc. Med., 2003: 157:237-243.
  • 8. Marild S., Protective effect of breastfeeding against urinary tract infection, Acta Paediatrica, 2004: 93(2):164-168.
  • 9. Hauck F.R., Sleep environment and the risk of sudden infant death syndrome in an urban population: The Chicago infant mortality study, Pediatrics, 2003: 111 (5) Suppl. S: 1207-1214.
  • 10. Alm B., Breast feeding and the sudden infant death syndrome in Scandinavia, 1992-95, Archives Of Disease In Childhood, 2002: 86 (6): 400-402.
  • 11. Czank Ch. Et al., Human milk composition ‘“ fat, In Textbook of Human Lactation, door Th Hale en PE Hartmann, 50-51/54-55: table 2/78-82, Amarillo, TX, USA: Hale Publishing, L.P., 2007.
  • 12. Hanson L., Immunobiology of human milk: how breastfeeding protects babies, Amarillo, TX, USA: Hale Publishing, 2007.
  • 13. Bakel A.M. van, et al., Invloed van voeding moeder op de samenstelling van moedermelk, RIVM, april 2008
  • 14. Harmsen H.J.M., et al., Analysis of intestinal flora development in breastfed and formula-fed infants by using molecular identification and detection methods, J. Pediatr. Gastroenterol. Nutr., 2000: 30, 61-7.
  • 15. Arslanoglu S. en Moro G., Gebruik van immunortis gedurende de eerste 6 levensmaanden verlaagt de incidentie van atopisch eczeem en infecties gedurende de eerste 2 levensjaren, Presentatie tijdens Espghan congres, Barcelona, 2007.
  • 16. Van Poppel F. en Mandemakers K., Sociaal-economische verschillen in zuigelingen- en kindersterfte in Nederland, 1812-1912, Bevolking en Gezin, 2002: 2, 5-40.
  • 17. Thearle M.J., Infant feeding in colonial Australia 1788‘“1900, Journal of Paediatrics and Child Health, 1984/2008: 21:2; 75-79.
  • 18. Kramer M.S., en Guo, Breastfeeding and Infant Growth: Biology or Bias? Pediatrics, 2002: 110:2; 343-347.
  • 19. Bruining G., Association between infant growth before onset of juvenile type-1 diabetes and autoantibodies to IA-2, Lancet, 2003: 356:9230; 655- 656.
  • 20. Osmond C., et al., Fetal, Infant, and Childhood Growth Are Predictors of Coronary Heart Disease, Diabetes and Hypertension in Adult Men and Women, Environ Health Perspect, 2000: 108(suppl 3):545-553.
  • 21. Hasselbalch, H. Et al., Breast-feeding influences thymic size in late infancy. Eur. J. Pediatr., 1999, 158: 964‘“967.
  • 22. Keller G., Melk, macht en maatschappij – adviezen over zuigelingenvoeding in de afgelopen eeuw, Doctoraal scriptie, pag.17, Amsterdam: UvA, 2006.
  • 23. Kleintjes S., Borstvoeding.
  • 24. Kenniscentrum Borstvoeding

*Een eerdere versie van dit artikel werd gepubliceerd onder de titel Moedermelk is de meest volwaardige zuigelingenvoeding in het blad FoliaOrthica, jaargang 2011 nr.1.

© | Op dit artikel rust copyright | StefanKleintjes |

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden