Borstvoeding in de kraamweek, in vogelvlucht

Annelies Bon

  • Direct na de geboorte aanleggen;
  • Vaak aanleggen, minimaal acht keer per 24 uur;
  • Op vraag voeden, dat wil zeggen iedere keer als de baby zin toont. Bijvoorbeeld zoekbewegingen met zijn hoofdje, op de vuistjes sabbelen. Dit kan ook optreden als hij nog slaapt;
  • In de buurt van de moeder houden zodat voedingssignalen snel gezien worden.
  • Geen tijdsbeperking aan de borst (geen opbouwschema). Zere tepels voorkom je door zorgvuldig aan te leggen;
  • Stuwing voorkom je door vaak aan te leggen. Als er toch stuwing is, even de borst masseren of afkolven voor de voeding zodat de borst beter hapbaar is voor de baby;
  • Zorgvuldig aanleggen:
    • Moeder gaat ontspannen zitten of liggen. Als ze zit, dan goed rechtop;
    • Baby naar de moeder toedraaien, buik tegen buik;
    • Neusje tegenover de tepel zodat zijn mond goed wijd open moet;
    • De borst met de volle hand ondersteunen;
    • Wacht tot de mond wijd open gaat;
    • Dan de baby naar de borst brengen.
  • Baby heeft de borst goed in de mond als:
    • De mond wijd open is;
    • Hoofdje iets naar achteren gebogen is;
    • Tong iets uitgestoken is, de onderlip raakt;
    • Lipjes naar buiten gekruld;
    • Kin drukt in de borst;
    • De baby ligt dicht tegen de moeder aan, als het ware met het lijfje om haar heen gekruld.
  • De baby drinkt genoeg als:
    • De baby een mond vol met borst heeft en duidelijk zichtbaar drinkt. Het zuigritme is dan als volgt: de mond gaat open, dan is er een pauze, dan gaat de mond weer iets dicht (kijk naar de kin). Tijdens deze pauze stroomt de baby de mond vol met melk. Hoe langer de pauze duurt, hoe meer melk de baby krijgt;
    • Voordat de melk toeschiet, vóór het intense drinken, zie je de baby oppervlakkige zuigbewegingen maken. De intense zuigbewegingen wisselen af met momenten van oppervlakkig zuigen;
    • De eerste dagen heeft de baby meconium en op de derde dag of eerder verandert de kleur van de ontlasting. Die wordt uiteindelijk geel;
    • Aan het eind van de kraamweek moet de baby minstens twee tot drie flinke poepluiers hebben;
    • De hoeveelheid plas neemt de eerste dagen toe. De eerste dagen weinig, maar neemt gestaag toe. Rond de vierde of vijfde dag heeft de baby vijf goed zware wegwerpluiers. Rond de zesde dag heeft de baby zes goed zware wegwerpluiers of zes tot acht kletsnatte katoenen luiers;
    • Indien dit alles niet het geval is, dient de borstvoeding geëvalueerd te worden en het borstvoedingsmanagement bijgesteld te worden.

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden