Melk, macht en maatschappij

boek-mmmaatschappij.bmpMelk, macht en maatschappij: adviezen over zuigelingenvoeding in de afgelopen eeuw.
Doctoraalscriptie van Grietje Keller [Universiteit van Amsterdam] over de adviezen die moeders krijgen betreffende de voeding van zuigelingen in relatie tot maatschappelijke factoren. Aandacht voor onder meer het interbellum en de relatie zuigelingenvoeding, moederschap en nationalisme; de invloed van het feminisme op de adviezen rond zuigelingenvoeding; milieuvervuiling in borstmelk in de jaren zestig en zeventig van de 20ste eeuw; hedendaagse adviezen rond borst- en kunstvoeding in relatie tot gezondheid en verwantschap.
In deze scriptie doet Grietje Keller verslag van haar onderzoek naar hoe men de vraag ‘Wat is goede melk voor baby’s’ heeft beantwoord in verschillende periodes in Nederland. Zij laat zien dat deze vraag niet zo absoluut en eenduidig te beantwoorden is als het misschien zou lijken. De afgelopen eeuw werd deze vraag op steeds andere manieren benaderd en beantwoord. Grietje laat in deze scriptie zien dat de adviezen die men aan moeders over hoe zij haar baby het beste kan voeden gaf en geeft onlosmakelijk verbonden waren en zijn met zowel maatschappelijke tendensen als wetenschappelijke ontwikkelingen.

De vraag wat goede melk voor zuigelingen is, beperkt zich niet tot de tegenstelling tussen kunst- en borstvoeding en tot datgene wat de moeder behoort te doen. Het staat in relatie tot nationale tendensen en belangen die in verschillende tijden speelden.
Het onderzoek richt zich op drie periodes: de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw, de jaren zestig en zeventig eind vorige eeuw en het huidige tijdperk. Grietje bekijkt hoe de adviezen aan moeders zich verhouden tot de maatschappelijke tendensen in deze drie verschillende tijdperken.

Jaren twintig en dertig

In de eerste periode, in de jaren twintig en dertig krijgt waarschijnlijk ongeveer de helft van de kinderen kunstmatige zuigelingenvoeding. Het is een periode waarin de natie een belangrijke rol speelt bij het definiëren van moederschap en daarmee met de vraag wanneer welke zuigelingenvoeding op welke manier goed is. Dokters spelen hierbij een cruciale rol. Het advies rust, reinheid en regelmaat staat centraal en in dit hoofdstuk legt zij het verband tussen ideeën over bacteriën (reinheid) en de maatschappijvisie.

Jaren zestig en zeventig

In de volgende periode, de jaren zestig en zeventig, zet de medicalisatie die zich reeds in de jaren dertig had ingezet, zich door en dat heeft een directe invloed op borst- en kunstmatige zuigelingenvoeding. Het aantal kunstgevoede baby’s is nog nooit zo hoog geweest als in de eerste helft van de jaren zeventig. De eerste helft van de jaren zeventig is het begin van de opmars van de borstvoeding, die sinds die tijd ‘“ met één kleine teruggang halverwege de jaren negentig ‘“ alleen maar gestegen is. Grietje bekijkt de invloed van de tegenbewegingen ‘“feminisme, milieu- en vrouwengezondheidsbeweging ‘“ op de adviezen rond zuigelingenvoeding. Er is nauwelijks secundaire literatuur over zuigelingenvoeding in de jaren zestig en zeventig in Nederland.

De tegenwoordige tijd

De derde periode is de tegenwoordige tijd. Nu wordt bekeken hoe er heden ten dage verwantschapsrelaties ontstaan door een optelling van genetische verwantschap, zwangerschap, sociaal ouderschap en borstvoeding. Daarna behandelt zij hoe op nationaal niveau borstvoeding bevorderd wordt in relatie tot ideeën over leefstijl en gezondheidsrisico’s.

Conclusie [samenvatting]

Grietje bekeek in deze scriptie hoe men deze vraag in de adviezen aan moeders beantwoordde in het interbellum, de jaren zestig, zeventig en nu. De antwoorden op die vraag vertellen ons hoe wij aankijken en -keken tegen moederschap, natie, burgerschap, milieu- en gezondheidsrisico’s, vrouwenemancipatie, heteroseksualiteit, genderverhoudingen en verwantschapsrelaties.
In deze scriptie probeert Grietje de maatschappelijke ontwikkelingen waarin ‘de feiten’ over zuigelingenvoeding zijn ontstaan, weer boven water te halen. Niet om te bewijzen dat ‘de feiten’ niet kloppen, maar om te laten zien dat geen enkel feit ‘onschuldig’ en a-politiek is.
Door de maatschappelijke context en daarmee de politieke achtergrond van feiten weer zichtbaar te maken, schept dat mogelijkheden voor anderen dan alleen de medische wetenschappers om te discussiëren, analyseren en te beslissen over de kennis rond zuigelingenvoeding.

Reinheid, regelmaat en orde

boek-mf.jpgIn het eerste hoofdstuk gebruikt zij de ideeën van Michel Foucault om te laten zien op welke manier de medische adviezen rond borst- en kunstmatige zuigelingenvoeding tijdens het interbellum verstrengeld zijn met het belang van de natie. Volgens Foucault ontstaat vanaf de achttiende eeuw het idee van ‘bevolking’ oftewel populatie door het gebruik van statistische technologieën zoals demografische schattingen, leeftijdsopbouw, sterftetabellen en dergelijke. Statistische technieken maakte de zuigelingensterfte op zo’n manier zichtbaar dat het niet alleen maar als een persoonlijk drama van ouders werd gezien, maar ook als een probleem voor de natie.

Zuigelingensterfte werd als bedreiging gezien voor de kracht en een gezonde groei van de natie. Inadequate zuigelingenvoeding werd als één van de belangrijkste oorzaken gezien van de zuigelingensterfte. Het zijn de vrouwen die aangesproken werden op hun verantwoordelijkheid als moeder om hun kind borstvoeding te geven en daarmee dit nationale probleem op te lossen. Niet armoede wordt gezien als oorzaak van ‘het zuigelingenprobleem’ maar de onwetendheid van moeders. Goede melk is vooral een kwestie van kennis van de moeder. Artsen zijn degenen die de moeders deze boodschap geven en hen daarin controleren. Zij bepalen of een moeder werkelijk haar best heeft gedaan om borstvoeding te geven. Wanneer de dokter constateert dat ze werkelijk te weinig melk heeft kan ze onder dokterstoezicht kunstmatige zuigelingenvoeding geven. Bij zowel kunstmatige zuigelingenvoeding als borstvoeding geldt: reinheid, regelmaat en orde. Het voeden volgens een tijdschema produceert niet alleen gezonde, maar vooral gedisciplineerde kinderen, en daarmee goede burgers. De eis tot regelmaat verdringt de kennis dat vaker voeden de hoeveelheid moedermelk doet toenemen. Bij borst- en kunstmatige zuigelingenvoeding wordt er gehamerd op het belang van reinheid en het gevaar van bacteriën. Mary Douglas laat zien dat angst en afkeer van viezigheid verband houdt met hoe we de wereld om ons heen ordenen. Datgene is vies wat niet past binnen onze orde. De nadruk op hygiëne en de angst voor het vuil duidt zij in dat licht als een analogie voor het vijandige wat van buiten naar binnen komt: de vijand die het babylichaam binnendringt, de toekomst van de natie. Het is de moeder die deze vijandelijkheden buiten de deur moet houden.

Nieuwe sociale bewegingen en bevrijdingsbewegingen

In het tweede hoofdstuk over de jaren zeventig laat zij zien dat men zuigelingenvoeding bekeek vanuit het idee van vrijheid. Er was toen een scala aan nieuwe sociale bewegingen en bevrijdingsbewegingen, zoals het feminisme. Vaak wordt er van uitgegaan dat in de jaren zeventig onder invloed van de vrouwenemancipatie de borstvoedingscijfers zo laag waren: flesvoeding maakte het mogelijk voor vrouwen de zorg voor de baby te delen en te blijven werken.
In de feministische literatuur wordt nauwelijks een standpunt tegenover borst- of kunstmatige zuigelingenvoeding ingenomen. De vrouwenbeweging had borst- of kunstmatige zuigelingenvoeding nauwelijks als politiek strijdpunt op de agenda staan. Het onderwerp valt in de categorie ‘moederschap’, en dat wordt tijdens de tweede feministische golf vooral gezien als een valkuil. Echter, hoe er naar babyvoeding werd gekeken, is wel beïnvloed door het feministisch gedachtegoed. De eerste belangrijke invloed is de keuzevrijheid voor vrouwen hun eigen leven in te richten. Voor het eerst spreekt men in de borstvoedingsadviesliteratuur nu ook over de ‘keuze’ voor borst- of flesvoeding.

De VBN (beïnvloed door de feministische vrouwengezondheidsbeweging) wijst erop dat er nauwelijks sprake kan zijn van een keuze als er geen deskundige informatie en voorlichting is op het gebied van borstvoeding. De VBN wil borstvoeding onder het medisch regime vandaan halen en hanteert een positief lichaamsbeeld in tegenstelling tot het medisch vertoog.

boek-clubvanrome.jpgOp het moment dat borstvoeding in opmars komt en men positiever tegen moedermelk aan begint te kijken in de jaren zeventig, komt er ook belangstelling voor milieuvervuiling. Met het aan de kaak stellen van de vervuiling van moedermelk behandelen milieuactivisten de moederborst als een stuk vervuilde grond die beschermd moet worden. Hajer (1995) laat zien dat milieuactivisten op zoek zijn naar een nieuwe beeldvorming rond milieu. Tot die tijd was milieu vooral van belang als het de mens bedreigt, maar nu wil men aantonen dat ook bossen en dergelijke vervuild en beschadigd kunnen worden. Op dezelfde manier wordt moedermelk behandeld door milieuactivisten: het is een stuk natuurlijk terrein dat door de industrie vervuild is en door milieuactivisten beschermd moet worden, zoals Moeder Aarde beschermd moet worden. De focus op de vervuiling van moedermelk verplaatst zich door de jaren heen naar vervuiling van de foetus (via de placenta). Tegenwoordig gebruikt men moedermelkmonsters om de algemene blootstelling van de bevolking te monitoren.

Verwantschapsrelaties

Zowel in hoofdstuk drie als vier komt het denken over verwantschapsrelaties aan de orde. Het geven van borstvoeding bestendigt de idee dat verwantschapsrelaties en in het bijzonder de moeder-kindrelatie door de natuur gegeven relatie zijn. Strathern (1992) laat zien dat het feit dat verwantschapsrelaties in de Euro-Amerikaanse cultuur als natuurlijke gegevenheden worden gezien, een onderdeel is van die Euro-Amerikaanse cultuur. Moedermelk speelt daarin tegenwoordig een belangrijke rol. In de huidige tijd wordt moedermelk als een materialisatie gezien van moederliefde.
Anno 2006 vindt men dat de moeder-kindband wordt bestendigd door borstvoeding. Wanneer een vrouw niet in de nabijheid is van haar baby vanwege werk, wordt haar geadviseerd te kolven. Daarmee geeft zij melk aan haar kind die onvervangbaar is door kunstmatige zuigelingenvoeding, zoals haar liefde onvervangbaar is. In de jaren zeventig vond men dat moedermelk wat betreft voedingswaarde te vervangen is, het huid-op-huidcontact liet zich echter niet vervangen door de fles. Moeders werd geadviseerd hun flessenkind aan de blote borst te leggen.

De natuurlijke moeder-kindband wordt anno 2006 door moedermelk bestendigd terwijl dat in de jaren zeventig door het huid-op-huidcontact gebeurde. In het vierde hoofdstuk komt naast verwantschapsrelaties, het denken over gezondheid aan bod. Tegenwoordig beziet men borst- en kunstmatige zuigelingenvoeding in een vertoog over gezondheid. Burgers worden aangemoedigd zich gezond te gedragen en een leefstijl te hanteren die risicofactoren uitsluit, zoals niet roken, sporten en gezond eten. Aranowitz (1998) laat zien dat deze manier van denken, waarbij leefstijl invloed heeft op de gezondheid van het individu, een algemene maar nieuwe manier van denken is. De tegenwoordige adviezen over zuigelingenvoeding gaan niet alleen over de tijd dat de baby nog een zuigeling is en kunst- of borstvoeding krijgt, maar ook over zijn / haar volwassen leven. Het wel of niet krijgen van borstvoeding heeft invloed op de gezondheid van de toekomstige volwassene. Individuele vrouwen worden aangemoedigd borstvoeding te geven met verwijzing naar statistische gegevens die vooral betekenis hebben op nationaal niveau.

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden