Een goede kraamweek is het halve werk

Chantal van den Bossche

Toen ik zwanger was van Daniel waren mijn gedachten vooral bij de baby in mijn buik en bij het verloop van de zwangerschap. Veel verder dan dat kon ik niet denken. Bij een bevalling kon ik me nog niets voorstellen en de periode daarna, dus ook de borstvoeding, was helemaal een ver-van-mijn-bed-show. Daniel werd geboren na een bevalling die drie dagen en nachten duurde. Hij was een gezonde negenponder die gelukkig snel na de bevalling werd aangelegd. Door een chronisch gebrek aan kraamverzorgsters in de regio Amsterdam was er echter geen kraamverzorgster beschikbaar toen wij thuiskwamen uit het ziekenhuis. Amper thuis werd Daniel misselijk. Hij spuugde bloed op dat hij met het vruchtwater had binnengekregen. Wankelend op mijn benen probeerde ik hem te verschonen. Ik pakte wat kleertjes uit de kast en nam hem bij ons in bed. Toen de kraamverzorgster een paar uur later binnenkwam trof ze een overspannen kraamvrouw, een oververmoeide partner en een, zo bleek even later, onderkoelde baby. Daniel’s temperatuur was inmiddels gedaald tot 35,1˚C. De kraamverzorgster belde de verloskundige en het recept was snel duidelijk: Daniel moest aan de bijvoeding. Die nacht druppelden we braaf iedere twee uur 20 cc kunstvoeding in Daniel’s mondje. De volgende dag bleek zijn temperatuur op peil, maar de verloskundige stond erop dat we doorgingen met de bijvoeding. Tussendoor bleef ik stug doorgaan met aanleggen. Helaas had ik maar anderhalf uur kraamzorg per dag waardoor ik er maar een eind op los klungelde. Bloedende tepelkloven waren het gevolg. Ik gilde het uit van de pijn. Ondertussen bleef de kraamvisite binnenstromen en bemoeide iedereen zich met mijn borsten. Het pak kunstvoeding stond geopend te lonken op de kast. De derde dag kwam de stuwing flink op gang, maar Daniel gleed nog steeds van mijn tepels. ‘™s Nachts zat ik te huilen boven een krijsende, hongerige baby terwijl de melk uit mijn borsten droop. Toen ik die nacht uiteindelijk uit pure wanhoop een flesje stond klaar te maken wist ik het zeker. Dit wilde ik niet. Ik wilde een kolf. Ik eiste een kolf! Als Daniel uit de fles moest drinken, dan toch alsjeblieft mijn melk. De volgende dag begon ik te kolven en vanaf toen keerde het tij. Met het risico op tepelspeenverwarring kreeg Daniel de moedermelk via de fles en ondertussen probeerden wij in alle rust de borstvoedingskunst onder de knie te krijgen. Beter laat dan nooit. En het werkte. Omdat ik me er inmiddels bij neergelegd had dat ik een fulltime kolfster zou worden, was de druk eraf. Er was weer rust in huis. En plotseling, na twee weken pakte Daniel de borst alsof hij nooit anders had gedaan. Inmiddels is ons tweede kind, Estella, zeven weken oud. Deze keer pakte ik de voorbereiding anders aan. Ik las het boek van Adrienne de Reede, las op Borstvoeding.com alle artikelen van Newman, bezocht drie voorlichtingsbijeenkomsten van de VBN en zorgde voor een elektrische kolf. Ook zocht ik gericht naar een kraamzorginstelling zonder personeelstekorten. Vanaf dag één ging de borstvoeding van een leien dakje. Estella werd vlak na de geboorte aangelegd. We hadden een fantastische kraamverzorgster die vooral zorgde voor heel veel rust in huis. We verstuurden de kaarten pas na drie dagen en ontvingen de eerste kraamvisite toen de borstvoeding helemaal op gang was. En op dag acht voedde ik, zonder gêne, Estella al op een terrasje alsof ik nog nooit anders gedaan had. En de elektrische kolf? Die stond vier weken na haar geboorte nog steeds onaangeroerd in de verpakking.

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden

Gerelateerde artikelen