Gecertificeerd kinderdagverblijf?

column-99.jpgNu de vakanties weer voorbij zijn, de moeders en vaders weer aan het werk en het nageslacht naar de opvang, vraag ik mij opeens af hoe borstvoedingsvriendelijk de kinderdagverblijven zijn in Nederland. Diverse zorgverleners zijn betrokken om de borstvoeding bij moeders te laten slagen. Dat begint al bij de verloskundige of zorgverleners in het ziekenhuis. En in de kraamtijd is de rol van de kraamverzorgster onmisbaar. Hiervoor zijn protocollen en certificaten in het leven geroepen. Maar hoe groot is de invloed van de medewerkers van organisaties die wat later in het leven van een baby een rol gaan spelen? Zoals bijvoorbeeld het kinderdagverblijf.
Als een prille moeder weer aan het werk gaat, is haar werkgever verplicht haar gelegenheid te geven tot kolven. Dus als het goed geregeld is, komt zij met een paar flesjes gekolfde melk aan bij het kinderdagverblijf. Wat is dan de houding van de leidsters? Zijn ze enthousiast dat de baby moedermelk krijgt? Of geven ze liever een flesje kunstvoeding uit de magnetron in plaats van een flesje moedermelk dat voorzichtig opgewarmd is?

Ik kreeg bij ons kinderdagverblijf het gevoel enigszins ‘afwijkend’ te zijn. Beide dochters dronken altijd kleine beetjes. Zo’n vijf maal 60 cc moedermelk op een dag van tien uur. Terwijl de meerderheid van de baby’s in het kinderdagverblijf kunstvoeding kreeg en op een strak schema van twee maal 200 cc zat. De leidsters vroegen ons vaak of ze meer moedermelk per keer mochten geven. Maar ja, mijn kolfproductie was niet heel hoog, dus we moesten zuinig zijn. We konden het ons niet veroorloven dat er 50 cc weggegooid zou worden, als kindlief niet alles op zou drinken. Dus ons antwoord was nee.

Dan had je van die dagen dat een invalleidster zei dat moedermelk best wel in de magnetron opgewarmd kon worden. Vriendelijk vroeg ik haar dan de opwarmer te gebruiken. Waarna er diep gezucht werd. Met negen maanden kolfde ik nog steeds, De leidsters waren verbaasd dat we nog steeds twee flesjes gekolfde melk meegaven. De verbazing sloeg langzaam om in ergernis toen ik na vijftien maanden nog steeds trouw ‘™s ochtends een flesje gekolfde melk in de koelkast zette. Inmiddels waren alle andere peuters uit de groep natuurlijk al aan de commerciële opvolgmelk.

De bijvoeding was weer een heel ander verhaal. Die deden we natuurlijk op de Rapley-manier. Potjes eten bliefden onze madammekes absoluut niet. Ook dit was nieuw voor de leidsters. Hun houding tegenover Rapley was dan ook redelijk terughoudend. Andere baby’s werden netjes gevoerd door de leidsters en waren nog superschoon na afloop. Dan onze Mare. Ze wilde alles zelluf eten. Dat betekende nectarines fijn knijpen voor ze die in haar mond stopte. Bananen naar binnen proppen en aan haar shirtje afvegen. Toen Mare tien maanden oud was, kregen we dus ook een verontwaardigde reactie van een leidster ‘Mare wil niet gevoerd worden, maar alles zelf eten’, ‘Dat klopt, dat doet ze thuis ook’, antwoordden wij. Helaas voor hen, was er geen andere optie. Mare wilde namelijk echt niet gevoerd worden.

Waarom kunnen medewerkers van kinderdagverblijven moeders niet meer stimuleren en ondersteunen? Misschien is hier wel voorlichting voor nodig. Jonge leidsters hebben nu vaak geen idee van de nadelen van kunstvoeding voor moeder en kind. Als er in de koelkast van het kinderdagverblijf meer flesjes met gekolfde melk zouden staan, dan zou dat de norm worden en zouden moeders zich ook gesterkt voelen om langer door te gaan met kolven. Ik pleit dus voor een borstvoedings- en Rapleyvriendelijk certificaat voor kinderdagverblijven. Dan kunnen borstvoedende moeders met een gerust hart weer aan het werk.

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden

Gerelateerde artikelen