Ode aan mijn moeder

Bijna drie jaar is Mayarí nu, en als ze bij me op schoot kruipt en met een lief stemmetje vraagt of ze alsjeblieft mag ‘minken’, kijkt mijn moeder vertederd toe. Mocht er toevallig iemand in het gezelschap zijn die niet weet dat haar kleinkind nog aan de borst is, dan is ze eventuele negatieve reacties met een trotse opmerking voor. “Ach, lammetjes drinken toch ook bij hun moeder als het ze uitkomt”, is haar visie op borstvoeding.
Dat is wel eens anders geweest: zoals de meeste grootmoeders van nu heeft ook mijn moeder haar kinderen grootgebracht in de jaren ’60 – ’70, toen kunstvoeding hoogtij vierde. Kregen mijn beide oudere zussen nog enige tijd de borst, ikzelf heb geen druppel moedermelk genoten. Mijn moeder kreeg de voor die tijd typische adviezen: niet vaker dan om de drie uur voeden, nachtvoedingen zo snel mogelijk afschaffen, kindje op een apart kamertje laten slapen en vooral niet bij elke kik oppakken.

Mijn moeder was gezegend met een overvloedige melkproductie (“ze kon het halve ziekenhuis voeden”), maar helaas was dat geen garantie voor een vlot verlopende borstvoeding. Veel melk en weinig voeden is geen goede combinatie. Mijn moeder werd geplaagd door verschillende borstontstekingen en moest uiteindelijk zelfs onder het mes.

Maar het had ook te maken met de ideeën over (op)voeding van die tijd. Het was de tijd van ‘˜rust, reinheid en regelmaat‘™, waarin de angst om de baby te verwennen regeerde. Mijn moeder probeerde die denkbeelden op mij over te brengen nadat mijn eerste kind – twee maanden te vroeg – geboren was. Terwijl ik lag te genieten van dat heerlijke piepkleine lijfje op mijn borst, vroeg mijn moeder of ik haar niet beter in het wiegje kon leggen. En als ik haar wiegend en zingend trachtte te kalmeren als ze niet kon slapen, kreeg ik een afkeurende blik. In het wiegje laten huilen was tenslotte de beste manier om haar te leren zelf in slaap te vallen.

Ik wist dat ze het alleen maar goed bedoelde en me zeker niet aan het twijfelen wilde brengen. Ik wist ook dat ik de juiste weg volgde door mijn gevoel te volgen. En toch was het teleurstellend dat mijn moeder dat blijkbaar anders zag.

Als je voor het eerst zelf moeder bent geworden, is de mening van je eigen moeder ongelofelijk belangrijk. Je wilt niets liever dan dat ze trots op je is en je een goede moeder vindt. Elke misprijzende blik of opmerking komt als een dolksteek aan, vooral omdat je na de bevalling meestal niet zo sterk in je schoenen staat. Ik ben ervan overtuigd dat de rol van je moeder op dat moment cruciaal kan zijn. Op kwetsbare momenten, bijvoorbeeld als je doodmoe bent van een dag constant voeden, kan ze je diep raken met een misplaatste opmerking over de voedzaamheid van je melk. En zelfs als je in theorie weet dat voeden op verzoek en je kindje bij je houden het beste is wat je kunt doen, word je aan het twijfelen gezet als je de afkeuring van je moeder ziet.

Het is vast een wederzijds leerproces geweest, maar mijn moeder is inmiddels helemaal bijgedraaid. Ze vertelt trots aan iedereen die het horen wil dat haar kleindochters jarenlang borstvoeding krijgen. Dat kindertjes de borst krijgen zo vaak en zo lang ze zelf willen, vindt ze de gewoonste zaak van de wereld. Zo is ze voor mij na een misschien wat hobbelige start uiteindelijk een enorme steun geweest. Bovendien is ze een voorbeeld voor mij en hopelijk ook voor mijn dochters. Ik hoop dat als ik eenmaal oma ben, ik ook zo zal openstaan voor andere denkbeelden en ideeën. Dat ik mijn dochters niet zal opzadelen met het verwachtingspatroon dat ze hun kinderen toch zeker twee jaar borstvoeding geven. Dat zij net als ik hun eigen fouten mogen maken en dat ik ze een goede moeder vind, ook als ze geen perfecte moeder zijn. Zolang ze maar net zo lief zijn als hun oma!

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden

Gerelateerde artikelen