Oergevoelens

Toen Simea net geboren was, betrapte ik mezelf erop dat ik geregeld even aan haar snuffelde. Dat ik me als een moederdier de geur van mijn jong probeerde in te prenten. Ze was nog maar net uit mijn lichaam gekomen en ik voelde een enorm sterke fysieke binding met haar. Ik sliep met haar op mijn buik en kon als ik wakker was nauwelijks mijn ogen van haar af houden. En ik voedde haar, tien, twaalf keer per dag, met mijn eigen lichaam.
Toen ik over borstvoeding las voordat mijn kind was geboren begreep ik die opmerkingen over intimiteit niet goed. Moeders die de fles geven, zouden diezelfde verbondenheid toch ook wel met hun kinderen voelen? En het staat voor mij ook als een paal boven water dat borstvoeding geen voorwaarde is om intimiteit met je kind te kunnen hebben. Wat ik wél ontdekte is dat borstvoeding voor mij een unieke manier is om die intimiteit vorm te geven.

Moedermelk is voedsel. Het is biologisch functioneel. Een baby moet groeien. Brood, kaas en appels kan het kleine ding nog niet eten en dus heeft moeder natuur een overgangsregeling bedacht. Moeder eet het brood, de kaas en de appels en maakt daar melk van voor haar kind. Schitterend opgelost. Dat valt goed uit te leggen. Maar dan begint die baby krap een half uur na de laatste voeding alweer op haar handjes te sabbelen en te kreunen en dan zegt er iemand: ‘Moet ze nou alweer eten?’ En wat dan?

Natuurlijk kun je dan een welsprekend betoog houden over de samenstelling van moedermelk ten opzichte van bijvoorbeeld koemelk en de verschillen tussen nestvlieders, nestblijvers en moederblijvers. Je kunt een boekenkast omgooien met boeken over culturele antropologie en uiteen zetten dat primitieve stammen heel anders met voeden omgaan dan wij in het westen. Dat zij dichter bij de natuur staan en dat het dus wel beter zal zijn. Dat kan allemaal, het zijn interessante verhalen, en misschien klopt het zelfs ook nog. Maar voor mij is het veel simpeler: ‘Nee, mijn baby moet niet persé eten. Ze moet bij mij zijn, de borst in haar mondje voelen, verbonden zijn met haar basis.’

Simpel, zei ik toch? Maar hoe ga ik dit nou uitleggen? Dit ís niet uit te leggen. Het is een gevoel. Een gevoel waar je alleen maar woorden aan kan geven die het toch nooit echt, toch nooit helemaal zijn.

Simea werd uit mijn warme lichaam in deze grote, overweldigende wereld geworpen. Zij vindt dat over het algemeen best prima. Ze ziet er vredig uit, probeert haar lichaampje voorzichtig uit, slaapt lekker. Maar af en toe is het ook wel spannend. Het afgescheiden zijn voelt nog erg onwennig. Ze begint een beetje te piepen. Als ik haar de borst aanbied, hapt ze gretig toe. Ze zuigt krachtig, haalt daarbij in een paar korte teugjes wat extra adem en laat de lucht dan in één keer weer met diepe zucht los. Er komt een stroom op gang van mij naar haar. Ik voed haar met melk, met energie, met liefde, met oerkracht. Als ik me ontspan, vang ik een glimp op van een intens gevoel van veiligheid, van existentiële eenheid en ultiem welbehagen.

Tja, het is weinig wetenschappelijk. Een keihard medisch voordeel is het beslist niet. Het is vaak moeilijk te begrijpen voor mensen die het niet kennen. En het is ook zeker niet alle dagen feest. Voeden is, zeker in het begin als het nog niet zo soepeltjes gaat, ook regelmatig een opgave. Maar dit gevoel is zonder enige twijfel een van de meest ontroerende ervaringen in mijn leven. En ik zou het voor geen goud willen missen.

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden

Gerelateerde artikelen