Onderweg naar huis

column333.jpgTot mijn grote vreugde heb ik eindelijk weer eens een flinke opdracht binnengesleept. De economische crisis trekt de kunstwereld ook mee in het slop. Al maanden had ik weinig schilderijen verkocht en kon ik van mijn illustratiewerk maar een fractie van de rekeningen betalen. Mijn bijbaan werd mijn hoofdbaan. Met de nieuwe klus erbij maak ik lange dagen en ben ik veel van huis. Maar ik heb mijn werk als beeldend kunstenaar (waar ik voor opgeleid ben) zo ontzettend gemist. En het succes ook.
Het einde van deze klus en de opening van mijn expositie wordt gevierd met een vernissage, iets om naar uit te kijken na zo’n bulk werk. Ik dacht dat ik ervan kon genieten, maar op het moment suprème sta ik met een vol glas champagne in mijn hand een applaus in ontvangst te nemen en ik ben er niet helemaal bij. Ik kan alleen maar aan mijn ventje denken. Aan hoe hij laatst een foto van mij pakte, naar zijn vader liep en ‘Mama?’ zei, en een klein kusje op het glas zette. En ook aan hoe hij laatst stopte met drinken, mij met zijn grote bruine ogen aankeek en zijn handpalmpjes naar boven keerde en teleurgesteld: ‘Op?’ vroeg. Het glas champagne zet ik onaangeroerd neer en ik tel de uren af tot ik weer bij mijn voordeur ben. Ah, dus dit is die emotionele spagaat tussen carrière en kind waar ik zo vaak over lees.

Tijdens de rit naar huis denk ik eraan hoe onafscheidelijk we in het begin waren. Onafscheidelijkheid die door de borstvoeding nog eens versterkt werd. Pas de dag nadat hij geboren was, was hij voor het eerst sterk genoeg om zelf te drinken. Hij was echt nog heel klein, de teentjes waren nog kleiner dan rijstkorreltjes en zijn handjes vouwden zich heel sereen ineen wanneer hij dronk. Ik probeerde te doen wat zo goed mogelijk aanvoelde en dat was op verzoek voeden. Achteraf gezien de beste route.

Mijn pasgeborene transformeerde van een fijn, klein slapend en zuigend wezentje naar een vrolijk vettertje dat graag ook zijn tenen in zijn mond (of in mijn mond) stak tijdens het drinken. Een ventje dat zo snel afgeleid was dat ik een andere kamer opzocht als ik ging voeden. Borstvoeding leek er meer om te gaan een spartelende baby in bedwang te houden en samen te lachen en kroelen dan dat het nog om hoeveelheden melk ging. Daarna werd hij een ware acrobaat en hing graag in de meest bizarre posities aan de borst. Soms, als hij bijna in slaap viel, was ik blij dat ik aan poweryoga deed en wrong ik me letterlijk in bochten om hem zo geruisloos mogelijk in zijn bedje te wurmen. Het gevoel een toeschietreflex te hebben, verdween na een maand of acht en ondanks dat ik ergens in mijn hoofd de irritante vraag hoorde echoën of ik ‘wel genoeg melk’ had, zag ik mijn kind groeien en groeien.

Met vijftien maanden ging hij doorslapen en voedde ik nog zo’n drie keer per dag. En dat ging goed. Soms miste ik het wel, dat kleine warme hoofdje zo dicht tegen mij aan, lekker knikkebollend of juist vechtend tegen de slaap, maar ik vond het wel best. Zo ging dat maanden goed, tot op de dag van vandaag.

Eindelijk rijd ik onze straat in. Het is al donker in huis. In de slaapkamer hoor ik de rustige ademhaling van twee slapende mensen. Ik loop zo stil mogelijk naar de badkamer. Maar plots hoor ik uit de slaapkamer gewauwel. Mijn kleine ventje ligt een beetje voor zich uit te kletsen en stopt als hij mij hoort en gaat rechtop zitten en wil duidelijk opgepakt worden. Ik ga in bed zitten en leg hem op mijn schoot. Langzaam vindt hij de weg naar de borst en hij drinkt eerst druk en spartelend, daarna hoor ik hem steeds rustiger ademen en slikken. Ik was bijna vergeten hoe het was, maar opeens voel ik me weer net zo verbonden als eerst. En dan wordt zijn hoofdje zwaar van de slaap. Zijn handjes heeft hij sereen in elkaar gevouwen. Wat was dat lang geleden. Wat een warmte, wat een rust.

En die emotionele spagaat? Ach, ik doe niet voor niks toch aan poweryoga!

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden

Gerelateerde artikelen