Schuldgevoel

‘Hoe het de overheid gelukt is moeders een schuldgevoel aan te praten’, dat zou een mooie titel geweest zijn van het onlangs door TNO gepubliceerde rapport Redenen en motieven om te starten en te stoppen met borstvoeding.
TNO concludeert dat sinds de start van verschillende overheidscampagnes op het gebied van borstvoeding er ‘opmerkelijke verschuivingen zijn in de redenen en motieven om te stoppen met borstvoeding’. Na het lezen van dit rapport kan ik deze conclusie volledig beamen. De overheidscampagnes lijken echter uiteenlopende effecten te hebben. Ten eerste dat er meer vrouwen starten met borstvoeding, ten tweede dat vrouwen nu andere redenen opgeven voor het stoppen ten opzichte van 2003. Hoe kan dat?

De huidige doelstelling van de overheid is om het aantal vrouwen dat start met de borstvoeding te verhogen. Deze doelstelling wordt bereikt, het aantal moeders dat start met borstvoeding is sinds 2003 gestegen van 75 naar 81 procent. Heel goed!

Het overheidsbeleid is er echter niet op gericht om de borstvoedingsperiode te verlengen. Na vier maanden geeft nog maar 28 procent uitsluitend borstvoeding. Daarmee zijn we aangeland bij het tweede effect, verschuivingen in de redenen tot stoppen. De voornaamste reden om te stoppen met de borstvoeding in de periode tot vier maanden is nog steeds ‘te weinig melk’, gevolgd door ‘moeilijk te combineren met werken’.

Hier is iets raars aan de hand. Slechts twee procent van de vrouwen is fysiek niet in staat om borstvoeding te geven. En over dat werken: aan het voedingsrecht om de combinatie werk en borstvoeding mogelijk te maken, is sinds jaar en dag ook al niets veranderd. Dus hoe kan het dat zo veel vrouwen bovenstaande redenen opgeven om te stoppen? Het TNO rapport geeft hier drie mogelijke oorzaken voor: onvoldoende en inadequate begeleiding, onzekerheid bij de moeder en de wens om ‘sociaal wenselijke’ antwoorden te geven.

Deze drie oorzaken herken ik uit de praktijk. Vol goede moed beginnen de meeste vrouwen met het geven van borstvoeding. De begeleiding van deze vrouwen is echter nog steeds bar slecht. Veel zorgverleners promoten tegenwoordig de borstvoeding, echter aan adequate kennis over het geven van borstvoeding ontbreekt het nog steeds te vaak. De adviezen blijven vaak beperkt tot het verspreiden van, voor de borstvoeding desastreuze, bakerpraatjes.
Daarnaast voelen veel vrouwen zich niet door hun omgeving gesteund bij het geven van borstvoeding. Borstvoeding geven is in onze maatschappij nog onvoldoende geaccepteerd. Voeden in het openbaar is bijvoorbeeld voor velen een hoge drempel en een bron van onzekerheid.
Door alle borstvoedingspromotie voelen moeders echter wel de druk om borstvoeding te geven. Als ze stoppen voelen ze zich daar vaak erg schuldig over. Zo schuldig dat als ze moeten aangeven waarom ze gestopt zijn, ze naar de makkelijkste en meest geaccepteerde excuses grijpen: te weinig melk en later: moeilijk te combineren met werk.

Hoe kunnen dergelijke schuldgevoelens voorkomen worden? TNO geeft de oplossing op een presenteerblaadje: een combinatie van de verbetering van de begeleiding en het verhogen van de maatschappelijke acceptatie van borstvoeding. Kortom, de overheid moet niet alleen het geven van borstvoeding promoten, maar eindelijk ook eens de noodzakelijke randvoorwaarden scheppen om succesvol borstvoeding te kunnen blijven geven. Pas dan krijgen moeders een échte kans en dat zou een boel schuldgevoelens schelen.

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden

Gerelateerde artikelen