Symbiose

column326.jpgZodra ik over straat loop, in de tram stap of nieuwe mensen ontmoet, ben ik mij bewust van verschillende dingen. Van mijn uiterlijk, mijn houding, mijn gedrag en zelfs hoe ik praat. Ik ben eraan gewend geraakt mij bekritiseerd te voelen en besef mij terdege dat ik denk dat ik volgens anderen altijd te lang of te klein, te dik of te dun, te donker of te blond, te autochtoon of te allochtoon en te beschaafd of juist te opzichtig zal zijn. Daar hebben wel meer mensen last van. Bij mij kan het soms wat extreme vormen aannemen.
In het verleden heeft mijn negatieve zelfbeeld zelfs een verwoestend effect op mijn lichaam gehad. Ik had anorexia. Een van de langetermijngevolgen van anorexia is onvruchtbaarheid, dus moest ik op een gegeven moment op dit vlak onderzoeken ondergaan.

Dat mijn vruchtbaarheid in gevaar was, werd mij aan een dokterstafel onverschillig meegedeeld. Normaal zat ik daar rillerig naar mijn puntige knieën te staren, maar plots was ik er in alle helderheid bij. Ik kon daarna alleen maar aan een klein, lief en onschuldig wezentje denken. Hoe kon ik de aanwezigheid van zo’n mooi mensje nou niet willen? Ik was nog te jong om moeder te zijn, maar plots werd een sluimerende kinderwens aangewakkerd. Dit doktersbezoek was mijn omslagpunt. Ondanks vele terugvallen was ik op de weg terug naar gezondheid.

Vijftien jaar later werd de kinderwens werkelijkheid. Hoewel dit wezentje mij jaren voor zijn bestaan stimuleerde om gezond te worden, waren enkele aspecten van de zwangerschap (lees: het groter en dikker worden) erg moeilijk voor mij. Het in de gaten houden van mijn gewicht, m’n grote buik, mijn bolle toet, het ging me niet in de koude kleren zitten. Ik dacht dat ik een wanstaltige walvis was, maar anderen viel het niet eens op dat ik zwanger was. Tegelijkertijd wilde ik wel graag de baby van alle voedingsstoffen voorzien.

Toen mijn zoon met 41 weken geboren werd, was hij verre van een wolk. Hij was zo iel en broos dat mij een schuldgevoel bekroop. Was dit misschien mijn schuld? Ik kreeg geen antwoord op deze vraag, maar wist wel wat me te doen stond. Borstvoeding vond ik vanzelfsprekend, dus moest ik, zoals mijn kraamhulp zei, ‘flink aan de bak’. Tegen mijn eigen verwachting in lukte het me om van dat fragiele mensje een gezonde baby met een lekker onderkinnetje te maken. Dat ik dat met mijn lijf kon doen, dat die bescheiden borsten zoveel melk konden produceren, ik stond paf van hoe mijn lijf werkte. Mijn kleintje opgekruld tegen mij aan, flinke teugen naar binnen klokkend. Menigmaal biggelde er ook een dikke traan van geluk over mijn wang. Dat obsessieve pubertje met de puntige knieën had gevochten en gewonnen. Het was me gelukt.

Ook al ging het niet van helemaal soepel omdat ik hyperlactatie had, het eerste halfjaar, de tijd van exclusief voeden, staat in mijn geheugen gegrift als een uitermate gelukkige periode. De haat-liefde verhouding met mijn lijf maakte plaats voor een veel leukere manier om in mijn vel te zitten: door het als een functionerend geheel te zien, een wandelende voedingsbron voor het dierbaarste persoontje in mijn leven. Een lijf waarmee ik blij was dat het er is en dat het werkt, in plaats van iets wat constant aan kritiek moet worden blootgesteld.

Dus tegenwoordig als ik in de tram stap of over straat loop, denk ik nog altijd dat de ogen van anderen mij vorsend opnemen. Maar het deert mij een stuk minder. Want dat lijf ziet er misschien niet helemaal perfect uit, het werkt misschien ook niet helemaal perfect, maar het werkt.
Ik hoef daarvoor maar naar dat kleine krullenbolletje te kijken dat mijn hand vasthoudt en op zijn grote nieuwe schoenen naast me stapt.

Want ik ben zijn moeder, zijn mama, zijn voedingsbron. Maar hij, hij is mijn redding, al voordat hij geboren was.

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden

Gerelateerde artikelen