Borstvoeding als je diabetes mellitus hebt

Annet Mulder

dm4.jpgEr is geen enkel bezwaar voor vrouwen met diabetes mellitus (DM) om borstvoeding te geven! Informatie over borstvoeding is van belang voor iedere vrouw die haar kind borstvoeding wil geven. Wanneer je zwanger bent en DM I hebt, kan het zijn dat je je afvraagt of dit wel mogelijk is en zo ja hoe gaat dat dan? Waar moet je op letten en wat is de invloed ervan op de baby? Niet iedere zorgverlener, verloskundige, gynaecoloog of verpleegkundige kan je op die vragen een duidelijk antwoord geven. De diabetesverpleegkundige kan uitleg geven over hoe je het beste met afwijkende bloedsuikers kunt omgaan na de bevalling en tijdens de borstvoedingsperiode. Maar in de praktijk blijkt dat dit niet altijd, én niet altijd goed gebeurt. Want niet iedere diabetesverpleegkundige heeft praktische tips hoe je borstvoeding kunt geven als je diabetes hebt.

Aandachtspunten

dm6.jpgVoor een moeder met DM zijn er een aantal aandachtspunten ten aanzien van het geven van borstvoeding. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de melkproductie een dag later op gang kan komen dan bij een pasbevallen vrouw zonder DM. De vraag is, of dit een gevolg is van de diabetes of van bijvoorbeeld scheiding van moeder en kind, bijvoeding van de baby, manier van bevallen of gebruik van medicatie. Een goede voorbereiding en begeleiding bij de start is belangrijk! Een aantal ziekenhuizen biedt de mogelijkheid om met de instellingslactatiekundige IBCLC een afspraak te maken om de borstvoedingsperiode te bespreken. Mocht dit niet mogelijk zijn, neem dan contact op met een vrijgevestigde lactatiekundige IBCLC.

Bevallen in Nederland

dm3.jpgAls je DM I hebt, is dit een medische indicatie om in het ziekenhuis te bevallen. De kans bestaat dat de baby direct na de geboorte wordt opgenomen op de kinderafdeling. Redenen voor opname van de baby kunnen een vroeggeboorte, lage bloedsuikers of geel zien zijn. Baby’s van vrouwen met diabetes hebben hierop een grotere kans. Een zwangerschap en bevalling van een vrouw met DM gaat vaker gepaard met complicaties tijdens de zwangerschap, keizersnede, aangeboren afwijkingen of premature bevallingen. Door de ziekenhuisbevalling kom je in aanraking met protocollen en medische afspraken. Er is wereldwijd geen eenduidigheid over het beleid na een bevalling. Dit beleid wordt in een ziekenhuis vaak het ‘glucose protocol’ genoemd. Kinderartsen in Nederland houden verschillende bloedsuikerwaardes aan die als acceptabel worden gezien bij de baby. De glucosewaarden van de moeder worden vaak vooraf al besproken met de diabetesverpleegkundige en de meeste moeders weten zelf hoe zij om moeten gaan met bijvoorbeeld het aanpassen van de insulinepomp.

Starten met borstvoeding

De glucosewaardes bij de moeder blijven gedurende de borstvoedingsperiode lager, waardoor de moeder in de regel minder insuline nodig heeft. De insuline die moeder gebruikt, komt niet in de moedermelk. Het geven van moedermelk in combinatie met het gebruik van insuline is veilig.
    \t
  • Bij sommige vrouwen komt de melkproductie langzamer op gang. Het is voor de baby belangrijk om zo snel mogelijk regelmatig kleine beetjes moedermelk te krijgen. Dit houdt in dat vaak aanleggen extra van belang is. Binnen het eerste uur na de bevalling en daarna acht tot twaalf keer per 24 uur. De voedingen hoeven niet lang te duren. Vaker is belangrijker dan ‘lang’ aan de borst. Let op een goede aanlegtechniek, zodat de baby het colostrum goed kan drinken in plaats van te sabbelen zonder melk binnen te krijgen.
  • \t
  • Extra afkolven om de melkproductie te stimuleren is in sommige situaties aan te raden. Dit kan de eerste periode het beste met de hand gedaan worden nadat de baby aan de borst heeft gedronken. Kolven met de hand levert meer colostrum op. Dit kan direct aan de baby gegeven worden met een lepeltje, cupje of spuitje.
  • \t
  • Mocht de baby nog niet aan de borst kunnen drinken, probeer dan binnen zes uur na de bevalling te starten met het afkolven van moedermelk. Kolven kan met de hand of met een elektrische kolf.
  • \t
  • Het starten met borstvoeding kan moeilijker zijn als de baby niet op de kraamafdeling, maar op de kinderafdeling ligt.
  • \t
  • Direct na de bevalling kan de bloedsuiker van de moeder dalen. De insulinebehoefte van de moeder daalt direct na de bevalling. De moeder kan haar insulinedosering direct na de bevalling halveren.
  • \t
  • Het is aan te raden de glucosewaarden overdag vóór de maaltijd en na de maaltijd te controleren. Ook de eerste nachten na de bevalling is dit nodig. Dit kan bijvoorbeeld na de borstvoeding gedaan worden.

Aandachtspunten voor de baby

hypo1.jpgDe eerste moedermelk, het colostrum, stabiliseert de glucosespiegel van de baby.
    \t
  • De glucosewaarde van de baby daalt wanneer hij afkoelt, huilt of gescheiden is van zijn moeder. Door de baby veel huid op huid bij moeder te laten, zal de baby minder energie verliezen. Tevens zorgt veel lichaamscontact tussen moeder en kind voor een beter op gang komen van de borstvoeding.
  • \t
  • De glucosewaarde van de baby zal regelmatig gecontroleerd worden. Mocht deze waarde te laag zijn, dan is bijvoeden van je baby nodig. Bijvoeden met moedermelk heeft natuurlijk de voorkeur. Colostrum zorgt voor een snellere stabilisatie van de glucosewaarde bij de baby.
  • \t
  • Borstvoeding verlaagt het risico op diabetes bij de baby, ook op latere leeftijd.

Als de glucosewaarde van de baby te laag is

dm2.jpgDe glucosewaarde die aangehouden wordt door kinderartsen verschilt nogal. Sommige ziekenhuizen houden 2,6 mmol/l aan, andere ziekenhuizen in de eerste uren na de bevalling 2,2 mmol/l. Als de kinderarts vindt dat de glucosewaarde te laag is zal besloten worden tot bijvoeding. Wanneer er voldoende moedermelk is, dan is de eerste keuze moedermelk. Zo niet dan is er misschien donor moedermelk of anders kunstmatige zuigelingenvoeding. De optie donormoedermelk is nog niet erg gebruikelijk, maar misschien wel realiseerbaar via het Moedermelk Netwerk.

Bijvoeding nodig? Verzamel colostrum al tijdens je zwangerschap

dm7.jpgSommige lactatiekundigen raden aan om vanaf 34 weken zwangerschap moedermelk af te kolven met de hand en om deze melk in te vriezen. Mocht er dan bijvoeding nodig zijn, dan kan deze moedermelk gegeven worden. Er heeft nog geen goed onderzoek plaatsgevonden naar dit thema en er zijn geen negatieve gevolgen bekend. Soms wordt gezegd dat het stimuleren van de tepels kan leiden tot een vroeggeboorte, maar dit is nergens bewezen. De hoeveelheid oxytocine die vrijkomt bij tepelstimulatie is velen malen kleiner dan de oxytocine die vrijkomt bij een orgasme. Dus alleen als de moeder een verbod op seks heeft, zou er misschien een zeker risico bestaan. Moeders die ervaring hebben met het op voorhand afkolven van colostrum geven aan dit positief te hebben ervaren.

Voeding van de moeder

Borstvoedende vrouwen hebben een hogere energiebehoefte dan niet borstvoedende vrouwen. Deze hoeveelheden zouden misschien een richtlijn kunnen zijn
    \t
  • Brood: 7 sneetjes
  • \t
  • Aardappelen, rijst, pasta of peulvruchten: 200 gram
  • \t
  • Groente: 200 gram
  • \t
  • Fruit: 2 stuks (300 gram)
  • \t
  • Zuivel: 400 ml melkproducten en 1 plak kaas
  • \t
  • Vlees(waren), vis, kip, ei of vleesvervangers: 120 gram
  • \t
  • Margarine, roomboter, bak- en braadproducten: 50 gram
  • \t
  • Drinken (vocht): 2 liter
Nachtvoedingen horen er de eerste periode bij. Het is verstandig hier rekening mee te houden en zo nodig de glucosewaarde te meten. Bij een glucosewaarde lager dan 5 is het nodig om gedurende de nacht 10 – 20 gram koolhydraten extra te eten. Het effect van borstvoeding op de glucosewaarde is onvoorspelbaar. De kans op nachtelijke hypoglyceamieën lijkt verhoogd. De eerste weken na de bevalling kunnen er vaker hypo’s optreden. Dit lijkt zich na 4 – 7 weken te stabiliseren. Soms doen hypo’s zich voor, tijdens het geven van de voeding of ongeveer één uur na het geven van borstvoeding. Het advies is om voor de borstvoeding iets te eten, bijvoorbeeld 15 – 20 gram koolhydraten, of naar eigen inzicht afhankelijk van de eigen ervaring. Bij het gebruik van een pomp; als de glucosewaarde lager is dan 4, kan de pomp tijdelijk stop gezet worden.

Tijdens de borstvoedingsperiode

  • Tijdens de borstvoedingsperiode zijn de bloedsuikers van de moeder gemiddeld lager. Om hypo’s te voorkomen zijn bloedsuikers van rond de 10 ook acceptabel vóór het voeden, gedurende de borstvoedingsperiode.
  • Een verhoogde glucosewaarde, geeft meer risico op een schimmelinfectie (candidiasis). Handen wassen voor het voeden, regelmatig de zoogkompressen verwisselen helpt besmetting voorkomen. Klachten zoals; branderige, rode tepels, steken in de borsten tijdens de voeding en tussen de voedingen in of een witte aanslag in het mondje van de baby kunnen wijzen op een schimmelinfectie. Neem bij klachten contact op met de lactatiekundige.
  • Moeders met diabetes hebben een grotere kans op een borstontsteking, voornamelijk wanneer de suikerspiegel niet goed onder controle is. De eerste verschijnselen zijn; een rode pijnlijke harde plek, grieperig gevoel en koorts. Goed legen van de borst, vermijden van knellende kleding, niet slapen met een bh, en dagelijks de borsten controleren op harde plekken zijn goede gewoontes.
  • Wanneer de moeder de borstvoeding bewust gaat afbouwen, zal haar glucosewaarde weer wat verhogen en haar energiebehoefte dalen. Er zal dus meer insuline nodig zijn en de moeder hoeft minder te eten.

Tenslotte

dm1.jpgOp dit moment beginnen evenveel vrouwen met en zonder DM met het geven van borstvoeding. Rond de twee maanden is het percentage wat nog borstvoeding geeft echter een stuk lager dan bij vrouwen zonder DM. Hopelijk voorkomt goede voorlichting deze daling. De verantwoording voor goede informatie en begeleiding ligt bij de zorgverleners. Als zwangere kun je ook al veel doen om obstakels tijdens je borstvoedingsperiode te voorkomen. Neem voor de bevalling contact op met je lactatiekundige IBCLC. Zo weet je wat je te wachten staat!

Bronnen

  • An ethical dilemma. Should recommending antenatal expressing and storing colostrum continue? Sue Cox, AM, BM, Filca, Breastfeeding review 2010: 18(3):5-7
  • Breastfeeding in women with diabetes type I. Exploration of predictive factors. Carina Sproud, Diabetes care 34:296-301 2011
  • SBO congres 2008. Diabetes en borstvoeding, Jolanda Hensbergen, diabetesverpleegkundige

Lees ook

Copyright

© | Op dit artikel rust copyright | StefanKleintjes |

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden