Tweestrijd

verhaal-292-1.jpgMorgen acht weken. Acht weken trots op ons kleine mannetje. Acht weken een stel flinke grote zussen. Acht weken wikken en -soms letterlijk- wegen. Acht weken twijfels, zoeken, vragen, (tegenstrijdige) antwoorden en nog meer vragen. Acht weken oververmoeid, en toch intens gelukkig.

Ik ben Marleen, mama van een prachtige meisjestweeling van drie jaar, en sinds kort is daar een zoontje bij gekomen.

Drie jaar geleden werden we heel snel spontaan zwanger van onze dametjes (gek genoeg had ik al gedroomd dat het een tweeling was, nog voor ik zeker wist dat ik zwanger was, net als mijn eigen mama die droomde over een tweeling vlak nadat we haar vertelden dat we zwanger waren, lang voor de eerste echo). Een voorspoedige zwangerschap van 39 weken (en 2 dagen, volgens mijn berekening ;-)) bracht ons Norena en Orphelia. De bevalling zelf, dat is een regelrecht horrorverhaal, dat bespaar ik jullie liever. Hoewel onze meisjes a-term waren, moesten ze enkele dagen op neonatologie (in de couveuse) blijven, omdat Orphelia dysmatuur was. Ik wou borstvoeding geven, maar gezien de zware, lange, moeilijke bevalling met een heleboel complicaties, ging dat niet. Na vijf dagen geploeter, gezucht, pijn, wanhoop en angst heb ik er, in overleg met de verpleegkundigen en de kinderartsen de brui aan gegeven. ‘Goed, mevrouwtje, borstvoeding is het beste wat er is, maar in dit specifieke geval kan u maar beter stoppen.’ Dat was, gelukkig, toen ook mijn gevoel. Achteraf bleek dat een van de meisjes een te kort tongriempje had. En de andere, die viel me bij elke voeding aan als een hongerige, ongeduldige wolf. Ik heb er spijt van gehad, eerlijk waar. Spijt dat ik me niet beter heb laten begeleiden. Spijt dat ik niet harder op m’n tanden heb gebeten. En toen na vijf weken er opeens wel melk kwam, heb ik ook serieus overwogen om nog te gaan kolven. Maar het werd me langs alle kanten afgeraden. Ik was al zo moe en nog herstellende van de bevalling, Orphelia had net een operatie (pyloorhypertrofie) mét complicaties gehad, Norena was helemaal van slag door de week afwezigheid van zus en mama, manlief net een nieuwe baan. Allemaal redelijke argumenten om er toch niet meer mee te beginnen. En terecht. Zegt mijn verstand. Mijn hart heeft het lang aangevoeld als een falen, temeer omdat ik ze ook al niet zélf op de wereld had gezet (spoedkeizersnede na 26 uur arbeid, de rest bespaar ik jullie dus). Wat voor vrouw was ik toch? Wat voor moeder was ik toch? Verdorie, wereldwijd hebben miljoenen vrouwen het me al voorgedaan, vaak in veel moeilijkere omstandigheden, en ík kon het niet. Watje, dacht ik vaak bij mezelf, over mezelf.

verhaal-292-3.jpgTwee jaar en acht maanden later waren we weer zwanger. Ik wist meteen, buikgevoel, dat het er eentje was, en dat het een jongetje was. De eerste echo bevestigde dat ook meteen. Blij om dit nieuwe, toegegeven niet helemaal geplande, mirakeltje, kwamen weer oude angsten, onzekerheden en twijfels boven. Dit keer zou ik me niet gek laten praten door tegenstrijdigheden en goedbedoelde maar verwarrende raadgevingen. Dit keer zou ik mijn gevoel volgen, en beter naar m’n kind luisteren. Dit keer zou ik borstvoeding geven! Of toch, proberen, want zelfvertrouwen is nu eenmaal iets wat ik niet in overschot heb.

verhaal-292-2.jpgEn ja, daar was na 39w4d Phinneas. Een erg vermoeiende zwangerschap (aanhoudende maagontsteking, heel lage bloeddruk, veel stress op m’n werk), een drukke buikbaby, en alweer een zware bevalling (23u, net geen spoedkeizersnede). Dankzij de gynaecoloog kon ik gewoon bevallen, zijn vertrouwen in mij heeft me ver gebracht. Ons mini-mannetje werd seconden na de geboorte met navelstreng en al nog intact bij me gelegd, en ging meteen drinken. Zalig was dat! Ik huilde tranen van geluk. Ik kon het! Ik kon wel gewoon bevallen, ik kon wel borstvoeding geven. Ik kon wel vrouw en moeder zijn… De opluchting was groot!

De eerste dagen in het ziekenhuis ging het ook heel goed: Phinneas was gretig en ging vlotjes op zoek naar de borst. Alleen dat aanhappen ging maar niet. Telkens opnieuw kwamen verpleegkundigen of vroedvrouwen hem helpen. Ze deden dat heel goed, alleen jammer dat je die lieve mensen niet een maandje mee naar huis kan nemen. Wat ik miste was uitleg, waarom mijn borst zo moest, en zijn mondje zo moest. Waarom ik beter die houding kon nemen dan de andere. Ze deden het allemaal stilzwijgend voor, alsof het een evidentie was, maar ik begreep er he-le-maal niks van.

Thuis ging het al wat minder. De stress? De drukte? Twee oudere zusjes die me ook nodig hebben. Ik voelde me schuldig. Omdat hun wereldje op z’n kop stond omwille van dat kleine hummeltje, hoewel ze fantastische zusjes zijn. Schuldig, omdat dat kleine hummeltje nu eenmaal niet heel de dag aan me kon plakken zoals hij zelf wel zou willen. Kraamtranen…

En gelukkig een fantastische kraamverzorgende. Magda. Wat zal ik volgende week zijn zonder haar? Ik ben er nu al bang voor.

verhaal-292-4.jpgIk geef nog steeds koppig borstvoeding. Hoewel ik eerlijk moet bekennen dat ik afgelopen zaterdag en vandaag een fles kunstvoeding heb bijgegeven. Niet omdat ik het wil, maar omdat het me opgelegd is door de kinderarts. Een goeie man, een dokter in wie ik veel vertrouwen heb, maar die heel andere dingen zegt dan de vroedvrouw. Of toch wanneer het op hoeveelheden drinken en toename in gewicht aankomt. Met tranen in de ogen ging dat. Mijn hart brak. Want zelfs volgens de WHO-curve die ik op de site hier kan vinden, is ons mannetje te mager. Hij zakt zelfs een lijn qua gewicht, terwijl zijn lengte constant blijft. Hij is alert, ontwikkelt goed en heeft flinke ontlasting- en plasluiers, maar dat gewicht, daar struikelt iedereen over.
Ik nu ook dus. ‘Het is toch wel een mager ventje, hoor, mevrouw, echt fijn gebouwd.’ Of… ‘Welja, u mag ‘m best wel wat aanspekken.’ Of…’Jee, daar moet geen grammetje meer af.’ Je hoort het, geen opbeurende commentaren. Temeer omdat ik al liters water en borstvoedingsthee moet drinken. Ik eet regelmatig havermout (las ik op een forum), en let op m’n voeding. En ik kolf af. Want ik ben, net als mijn eigen mama, jammer genoeg één van die vrouwen die héél hard moet werken voor elke druppel melk.

Het is een strijd, een tweestrijd. Want ik wíl dit wel heel graag, maar ik voel ook dat het ten koste van mezelf en het gezin gaat. Ik wil mijn mannetje kunnen voeden, dat hij niks tekort komt, maar hij is lui en doet maar weinig moeite aan de borst waardoor het nog moeilijker wordt om mijn productie op peil te houden. Hij wroet, vecht, stampt, sabbelt, knuffelt en treuzelt eerder dan dat hij echt efficiënt drinkt. Hij is erg ongeduldig, en laat zich niet helpen. Nu al eigenwijs! Ik heb hem ook al een paar keertjes gekolfde melk in een speciale fles gegeven om de borstvoeding zo min mogelijk in het gedrang te brengen: je moest eens zien hoe snel dat binnen gaat! Ik hoor het dan bijna recht in z’n maagje vallen, en aan zijn geschrok te zien, vraag ik me af of ik m’n mannetje niet aan het uithongeren ben? Terwijl hij over een ‘live’ voeding soms wel anderhalf uur doet. Ja, pijnlijke borsten, kloven en al. Know the feeling, too bad! En soms, zo om de twee voedingen, doet hij het opeens héél goed. Goeie hap, goeie techniek, en zie en hoor ik hem gretig drinken. Opnieuw moed, opnieuw (broos) vertrouwen…

Wat probeer ik te bewijzen? Aan wie probeer ik het te bewijzen? Waarom ben ik zo koppig?

verhaal-292-5.jpgVorige week kreeg ik uit onverwachte hoek iets moois te horen. De vrouw van m’n neef zei namelijk: ‘Waarom maak je het jezelf toch zo moeilijk? Je doet zo hard je best… Maar kijk eens naar je twee meisjes, zij zijn toch het teken dat jij het als mama goed doet?! Kunstvoeding of niet, je hebt daar een stel prachtige en gezonde en lieve kinderen.’ Daar stond ik dan, mond vol tanden omdat ik niet weet hoe ik met complimenten moet omgaan.

Het is een strijd, want elke druppel telt. Soms lig ik er zelf van te genieten, vaak zit ik helemaal gespannen. Het is een tweestrijd. Want je wilt toch goed doen? Je wilt toch het beste voor je kind? Ik ben in de wolken als hij rustig en goed drinkt, moedig hem constant aan en laat met m’n stem horen hoe goed hij het dan doet. Zit dan bij elke goeie slok enthousiast te wezen. En ik ben boos en moe, gefrustreerd door de pijn en hoe lang het dan duurt, wanneer hij maar wat ligt te klooien en te wroeten.

Ik ga nog even door, maar maak er een compromis van. Hij krijgt de borst, maar ook een extra kunstvoeding zodat ik kan kolven. In de hoop dat hij op krachten komt, en wat meer energie heeft om goed en efficiënt aan de borst te drinken. Ik hoop dat de kinderarts gelijk krijgt. Dat hij met een dag of tien extra voedingen (combinatie van kunstvoeding met nóg meer aanleggen) meer energie krijgt en goed gaat drinken… O, die hoop, die kwetsbare sprankel hoop.

Het enige voordeel aan heel deze situatie? Mama’s mooie meiden zijn helemaal geboeid door al dat borstengedoe. Ze komen kijken als ik kolf, vragen om te proeven, en leggen als volleerde moedertjes hun poppen aan. Al kan ik mijn eigen missie misschien niet helemaal volbrengen, ik hoop dat ik wel heb meegewerkt aan een nieuwe generatie mama’s die zonder schroom, zonder twijfel en met veel zelfvertrouwen het avontuur van de borstvoeding aangaan.

Ik weet nu een aantal dingen heel zeker:

Moeder ben je, mama word je. (Heb ik ooit eens horen zeggen, ik vind het erg juist!)

verhaal-292-6.jpgEr moet dringend gepleit worden om tweeledige standaardisering (zowel in België als in Nederland). Doordat kinderartsen, consultatiebureaus, lactatiekundigen en vroedvrouwen andere (vaak hardnekkige zwart-wit) standpunten en vooral andere groeicurves gebruiken, is het voor de onzekere moeders onder ons allesbehalve makkelijk om door het bos de bomen nog te zien.

Maar vooral: doe wat je doet met liefde (en geduld), daar heeft je kind nog het meeste aan.

Lieve moeders, ik wens jullie véél succes.

Mijn oprechte bewondering voor alle langvoedsters onder jullie, het is je van harte gegund. Ik ben blij voor alle vrouwen bij wie het vanzelf gaat, hou vol, wees dankbaar om dit kostbare geschenk tussen jezelf en je kindje! Maar mijn hart en verstand zijn vooral bij alle mama’s voor wie het, net als bij mij, een moeilijke taak is. Ik blijf hopen, werken en proberen. Maar ik wil me niet meer schamen en schuldig voelen moest het morgen, overmorgen, volgende week, volgende maand… niet (meer) lukken. Daarvoor heb ik al te hard gewerkt!

Lieve groeten, Marleen