Vaccineren – ook angst blijkt besmettelijk

‘Ik dacht: wat moet, dat moet. Het hoort er gewoon bij.’
(Uitspraak van een moeder.)

Een kindje is vier weken. De oproepkaarten van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voor de inentingen vallen bij de ouders op de mat. Met daarbij een informatiebrochure die de titel ‘Bescherm uw kind tegen infectieziekten. Laat uw kind inenten.’ draagt. De informatie die in de brochure gegeven wordt over de ziekten, liegt er niet om: verstikking, verlamming, kanker, hersenvliesontsteking, doofheid enzovoort. De ouders hebben nooit vraagtekens geplaatst bij vaccinaties, ze weten er nauwelijks iets van. Tijd om de informatiebrochure nog eens kritisch te bekijken, is er niet. Het is zo druk met zo’n kleintje erbij. En vaccineren is overduidelijk in het belang van de gezondheid van een kind. Het hoort er gewoon bij. Wat moet, dat moet. Toch…?

Dit artikel is bedoeld als ‘tegenlicht’ voor de informatie van het RIVM en vormt hopelijk een aanzet om meer te weten te komen over vaccins en vaccinaties. Dat de ziektes waartegen men in Nederland vaccineert een (zeer) ernstig beloop kunnen hebben, is helder. En dat ouders hun kinderen willen beschermen, volstrekt begrijpelijk. Angst blijkt echter ook besmettelijk en wat de meerderheid van de Nederlandse bevolking weet over (de productie van) vaccins en vaccinaties, is wat de overheid (industrie) ons erover vertelt.

Leestip:
Vrijheid van meningsuiting. Ook wat betreft vaccinaties?

Inhoudsopgave

Vaccineren is een keuze

Veel ouders realiseren zich niet dat vaccineren niet verplicht is. Deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) is vrijwillig en dus heb je een keuze. De verantwoordelijkheid om een kind geheel, gedeeltelijk, op een later tijdstip of niet te laten vaccineren, ligt altijd bij de ouders. Niet bij de overheid en ook niet bij de fabrikant van het vaccin. Dat betekent ook dat wanneer een kind (blijvende) schade ondervindt van (een) vaccinatie(s), de overheid en/of de fabrikant van het vaccin hiervoor niet aansprakelijk zijn. Dat vaccineren de enige oplossing lijkt in het voorkómen van een aantal ziekten, ligt voor een groot deel aan de informatie die hierover verstrekt wordt.

Als je al zou twijfelen als ouder, dan trekt de informatie in eerdergenoemde informatiebrochure je wel over de streep. Stel toch dat je kind als gevolg van één van deze ziekten doof of verlamd zou worden. Of erger: zou overlijden. Dat vergeef je jezelf toch nooit?

Maar kun je eigenlijk een weloverwogen besluit nemen op basis van de door het RIVM verstrekte informatie? De overheid heeft op internationaal niveau afspraken gemaakt met betrekking tot de vaccinatiegraad (het percentage gevaccineerde kinderen) in Nederland, dus haar belang is duidelijk. De informatievoorziening aan ‘pasgeboren ouders’ lijkt dan ook vooral daarop afgestemd (‘Laat uw kind vaccineren’), terwijl er inmiddels meer dan voldoende informatie voorhanden is die het rechtvaardigt om eens kritisch naar het vaccinatiebeleid en meer specifiek, naar vaccins, te kijken. Want hoe groot is nu de kans dat je kind één van de ziekten waartegen gevaccineerd wordt, krijgt? En daarbij: hoe groot is de kans op complicaties en/of restverschijnselen, mocht je kind ziek worden? Wat weet jij nu eigenlijk precies over vaccins en vaccinaties, na het lezen van de informatiebrochure?

Terug naar Inhoudsopgave

Vaccins

Vaccins, iedereen weet wat het zijn, maar hoe ze geproduceerd en getest worden en wat er nu in zit, is bij velen onbekend. Het is dus aan te raden daar meer over te weten te komen; vaccinaties, het inspuiten van (een) vaccin(s), zijn en blijven tenslotte medische handelingen bij het liefste ‘bezit’ van elke ouder: hun kind.
De informatiebrochure van het RIVM geeft er geen enkele duidelijkheid over en hoewel je in elk zelf gekocht doosje paracetamol een bijsluiter aantreft, vind je bij de oproepkaarten van het RIVM niets. In de brochure staat op de laatste bladzijde, bijna onderaan, ‘Lees ook de bijsluiter’. Volgens het RIVM staat in de bijsluiter waarom het kind de inentingen krijgt en welke bijwerkingen het daar van kan hebben. Er staat echter niets over de inhoud van de vaccins. Ouders hebben op basis van de informatiebrochure dus geen flauw benul wat er precies bij hun kind ingespoten wordt. De bijsluiter kan volgens het RIVM opgevraagd worden bij de arts of verpleegkundige die de inenting geeft. Maar welke ouder doet dit? En welke ouder gaat er ter plekke, op het consultatiebureau, nog eens goed voor zitten om per ingrediënt uit te zoeken wat het precies is, voordat het vaccin ingespoten wordt? De realiteit is dat er in vaccins allerlei stoffen zitten, waarvan je je kunt afvragen of je die als ouder in het lichaam van je kind wilt hebben.

Vaccins bestaan uit vloeistoffen met daarin (delen van) kunstmatig gedode of levend verzwakte ziekteverwekkers (bacteriën of virussen) of het verzwakte gif van een bacterie, zoals bij difterie en tetanus. De bacteriën en virussen zijn voor hun vermeerdering (kweek) afhankelijk van kweekbodems.

Deze kweekbodems bestaan uit (geaborteerd) menselijk of dierlijk weefsel. Het kan bijvoorbeeld gaan om cellen van geaborteerde baby’s (rodehond), bevruchte kippeneieren (griep), niercellen van apen (polio), kankercellen van honden en mensen (de nieuwste griepvaccins) of genetisch gemanipuleerde substanties.

Na het kweken wordt de bacterie of het virus op verschillende manieren verzwakt. Hiervoor wordt onder meer gebruik gemaakt van formaldehyde (beter bekend als ‘sterk water’; een balsemingsvloeistof), een giftige en kankerverwekkende stof (naar verwachting is de classificatie van deze stof als kankerverwekkend per 1 januari 2016 op Europees niveau van kracht). In vaccins zijn altijd resten van de kweekbodem(s) aanwezig, chemische stoffen die gebruikt werden voor het doden of verzwakken van de bacterie of het virus en chemische stoffen die ervoor zorgen dat het vaccin goed blijft. Deze stoffen horen in het menselijk lichaam niet thuis en dat geldt ook voor de aluminiumzouten die aan vaccins worden toegevoegd om het immuunsysteem te dwingen tot een grotere aanmaak van antilichamen (antistoffen). Het BMR-vaccin bijvoorbeeld bevat, naast de levend verzwakte virussen (bof, mazelen, rodehond), tenminste 8 E-nummers, waaronder het omstreden mononatriumglutamaat (E621, beter bekend als Ve-tsin) en varkensgelatine.

Moeders die bewust kiezen voor borstvoeding in het begin en verantwoorde voeding (zonder allerlei toevoegingen) later, vinden dat ongetwijfeld geen prettig idee. Vaak wordt ter geruststelling beweerd dat de hulpstoffen in vaccins ook in andere (voedings)middelen voorkomen. Elke leek kan echter goed begrijpen dat het injecteren van een (vloei)stof iets anders is dan het oraal innemen van diezelfde vloeistof. Van een glas melk drinken krijg je niets. Maar injecteer het eens. Om nog te zwijgen over de resten DNA en RNA (erfelijk materiaal) die in elk vaccin zitten vanuit de kweekbodems. Kweekbodems die mogelijk vervuild zijn met tal van dierlijke of menselijke virussen, zoals in het verleden bijvoorbeeld het geval was bij het poliovaccin (vervuild met het kankerverwekkende SV40 (een apenvirus), het aan HIV verwante SIV (ook een apenvirus) en het cytomegalovirus) en het rotavirusvaccin (vervuild met varkensvirussen).

Wie zich verdiept in de materie, komt wat dit betreft nogal wat tegen: het is nooit volledig duidelijk wat er door de injectienaald mee het lichaam in ‘glipt’ en welke consequenties (op de lange termijn) dit heeft. Van de inhoudsstoffen in vaccins die aangetoond giftig en/of kankerverwekkend zijn, heeft men het over drempelwaarden die veilig zijn. Doordat de drempelwaarden van deze stoffen in vaccins niet overschreden worden, zouden vaccins veilig zijn. Ook voor baby’s. Maar is veilig hetzelfde als gezond (goed voor je)? Het eten van één lolly (suiker en tal van geur-, kleur- en smaakstoffen) is voor een kind in principe veilig. Het wordt er niet direct ziek van en van overlijden zal evenmin sprake zijn. Maar is het gezond? En wanneer wordt het eten van lolly’s echt ongezond? Na twee lolly’s? Vijf? Twintig? Als het om vaccins gaat, hoe rijm je dan als ouder ‘giftig’ of ‘kankerverwekkend’ en ‘veilig’ met elkaar? Er worden vaker medicijnen veilig bevonden die dat jaren later toch niet blijken te zijn. En wat het ene kind wel verdraagt, verdraagt het andere met moeite of helemaal niet.

Baby’s in Nederland ontvangen allemaal (want het RVP is een standaardprocedure; ‘one-size-fits-all’) in 14 maanden 10 (combinatie)vaccins met 30 doses van verschillende ziekteverwekkers plus allerlei in het vaccin aanwezige hulpstoffen en resten DNA en RNA vanuit de kweekbodems. Is er onderzoek gedaan naar het cumulatieve effect van vaccins; kan het zijn dat sommige inhoudsstoffen ‘gestapeld’ worden in de lijfjes van onze kinderen met hun onrijpe immuunsystemen, omdat zij zich nog niet van deze stoffen kunnen ontdoen? Is het bovendien mogelijk dat vaccins bijdragen aan een sluipende DNA-verandering op lange termijn door de verontreinigingen vanuit de kweekbodems?
Wanneer verandert veilig in ongezond (en dus onveilig)?
In Amerika staat in de bijsluiters expliciet vermeld dat er geen onderzoek is gedaan naar de kankerverwekkende eigenschappen van vaccins. Het laat zich raden waarom. Kanker is bij kinderen tussen de 2 en 12 jaar tegenwoordig de belangrijkste doodsoorzaak. Hoe kan dat? Kanker is toch geen kinderziekte? Leukemie en andere vormen van kanker bij kinderen vertonen wat betreft het vóórkomen pieken bij heel jonge kinderen (na de eerste vaccinatieronde) en kinderen van 5 tot 9 jaar (na de herhalingsvaccinaties). Toeval? Of oorzaak-gevolg?

Vaccin-onderzoek wordt uitgevoerd of gefinancierd door de vaccinproducent zelf en bij die onderzoeken wordt geen placebo gebruikt in de vorm van een zoutoplossing; de placebo is óf een ander vaccin óf een oplossing met daarin (schadelijke) hulpstoffen. Even googelen op ‘boetes’ en ‘farmaceutische industrie’ levert verder interessante informatie op over de werkwijze van de farmareuzen. Overigens vindt vaccin-onderzoek nooit plaats bij baby’s, omdat dit onethisch zou zijn (en uiteraard ook is).
Vaccins worden op de markt gebracht zonder dat er bewijs is dat ze veilig zijn voor baby’s. In de laatste fase van het onderzoek wordt een vaccin getest in de praktijk: aan de hand van het aantal gemelde bijwerkingen wordt het vaccinatieprogramma al of niet aangepast. Uw baby als laatste-fase-proefkonijn.

Nooit werden baby’s beter ‘beschermd’ door een steeds verder uitdijend RVP en het einde is wat dat betreft nog niet in zicht: de Gezondheidsraad zal de komende jaren adviezen uitbrengen over de ‘vaccinatiestrategie’ bij baby’s en kinderen wat betreft buikgriep (rotavirus), waterpokken, griep en meningokokken B.
De vraag rijst hoeveel vaccinaties baby’s en kinderen nodig hebben om gezond te zijn en te blijven; wáár houdt het op? Dat bescherming van baby’s en kinderen het belangrijkste motief is, begint – zeker wat betreft de ontwikkeling (en in de toekomst wellicht toepassing) van vaccins tegen buikgriep en waterpokken – ongeloofwaardig te worden. Helaas is de jeugd zelf ondertussen verre van gezond: 25% van de kinderen (0-18 jaar) rapporteert tenminste 1 chronische aandoening.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

De ziekten waartegen wordt gevaccineerd

In de informatiebrochure van het RIVM vinden we per ziekte een zéér beknopte toelichting, die met name bestaat uit een opsomming van de (zeer ernstige) complicaties die bij veel ouders ongetwijfeld tot grote verontrusting leidt. Wie zich echter grondig verdiept in de ziekten waartegen vaccinaties zijn opgenomen in het RVP, vindt informatie die een stuk genuanceerder is. Het is overigens een groot misverstand dat de grootschalige vaccinatieprogramma’s hebben geleid tot de forse daling in het vóórkomen van bepaalde infectieziekten.
De meeste ziekten waren bij de introductie van het vaccin ertegen al flink op hun retour. Sommige ziekten zelfs voor bijna 90% (roodvonk is nagenoeg verdwenen zonder dat er ooit een vaccin aan te pas kwam). Dit is in verscheidende grafieken terug te vinden en betrof een wereldwijd fenomeen, als gevolg van een algeheel verbeterde levensstandaard (onder meer volwaardiger voeding en betere hygiëne).

Ook kun je je afvragen of de kinderziekten misschien een belangrijke rol te vervullen hebben als het gaat om het opbouwen van een goed werkend immuunsysteem: oefening baart tenslotte kunst. Uit onderzoek blijkt bovendien dat het doormaken van ‘koortsende ziekten’ in de kinderleeftijd, in een later levensstadium bescherming biedt tegen kanker.
Bijwerkingen van vaccinatie zijn volgens het RIVM doorgaans mild en kortdurend; als er (blijvende) klachten ontstaan, dan is dat volgens het RIVM na vaccinatie en niet door vaccinatie. Iets dat ouders van vaccinbeschadigde kinderen ten stelligste ontkennen: hun voordien volkomen gezonde baby of kind kwakkelt (continu allerhande infecties), is chronisch ziek of zwaar gehandicapt geworden of, in het ergste geval, overleden.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Tetanus, de ziekte & het vaccin

Tetanus wordt veroorzaakt door een bacterie die in de darmen leeft van mensen en dieren. De bacterie zelf is onschuldig; het gif dat de bacterie produceert in een omgeving waar geen zuurstof aanwezig is, is dat echter beslist niet. Tetanus is geen besmettelijke ziekte. De kans dat een pasgeboren baby in Nederland tetanus krijgt, is te verwaarlozen.
Tetanus komt in ontwikkelde landen zeer weinig voor. Er zijn bepaalde verwondingen met een risico op tetanus, hierbij gaat het vooral om diepe wonden die niet bloeden en besmet zijn met tuinaarde, straatvuil of dierenspeeksel.
Het is mogelijk om meerdere keren tetanus te krijgen; het doormaken van een infectie levert namelijk geen immuniteit op. Het is dan ook de vraag hoe een vaccin, dat (onder meer) het gif bevat dat de bacterie produceert, dit wel kan. Het tetanusvaccin werd geïntroduceerd in 1953. De grootste daling in het vóórkomen van tetanus vond echter in de periode daarvoor plaats, zoals al gezegd als gevolg van een algeheel verbeterde levensstandaard en daarbij een toegenomen aandacht voor goede (hygiënische) wondverzorging.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Kinkhoest, de ziekte & het vaccin

kinkhoest.jpg
Kinkhoest wordt veroorzaakt door een bacterie en komt nog altijd voor in Nederland en andere landen. Kinkhoest is besmettelijk en kan bij baby’s jonger dan 6 maanden een ernstig beloop hebben omdat baby’s onvoldoende in staat zijn om het taaie slijm dat wordt geproduceerd, op te hoesten. Pas enige tijd na de derde vaccinatie zou er voldoende immuniteit opgebouwd zijn, dit is dus wanneer de gevoeligste periode voor complicaties bijna voorbij is. Voor de invoering van het vaccin kwam de ziekte bij baby’s nauwelijks voor. Vooral oudere kinderen (2 tot 10 jaar) kregen kinkhoest. Het kinkhoestvaccin werd geïntroduceerd in 1936. Net als bij tetanus vond de grootste daling in het vóórkomen, de ernst en het sterftecijfer van de ziekte in de periode daarvoor plaats. Aan het kinkhoestvaccin is veel ‘gesleuteld’, vanwege zeer ernstige bijwerkingen en een onvoldoende werking. Het Nederlands Vaccininstituut geeft aan dat de kinkhoestbacteriën die verwerkt zijn in het vaccin anders zijn dan de bacteriën die momenteel kinkhoest veroorzaken (de bacteriën zijn gemuteerd). Hierdoor komt het regelmatig voor dat volledig gevaccineerde kinderen toch kinkhoest krijgen.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Difterie, de ziekte & het vaccin

Difterie wordt veroorzaakt door een bacterie. Difterie is niet erg besmettelijk (het contact met de besmettingsbron moet nauw en langdurig zijn) en de kans dat een pasgeboren baby in Nederland difterie krijgt, is te verwaarlozen. De laatste difterie-epidemie was tijdens de hongerwinter (1944-1945). Difterie hangt samen met het leven onder zeer slechte (hygiënische) omstandigheden. Het vaccin werd geïntroduceerd in 1957. Voor die tijd waren er echter al geen epidemieën meer. Dit was in landen waar nauwelijks of geen vaccinatieprogramma was, hetzelfde als in landen met een zeer hoge vaccinatiegraad. Na vaccinatie (een serie van 6 vaccinaties, waarvan de laatste met 9 jaar gegeven wordt) zou de bescherming tegen difterie ongeveer 10 jaar zijn.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Polio, de ziekte & het vaccin

Poliomyelitis, ofwel polio, wordt veroorzaakt door een virus. Het poliovirus komt voor in het maag-darmkanaal. Er bestaan 3 typen: 1, 2 en 3. De laatste uitbraak (79 ziektegevallen) in Nederland was in 1992 en was type 3. Eerdere uitbraken betroffen type 1. De ziekte kwam vooral voor tijdens de zomermaanden, maar sinds de poliovaccinaties ook daarbuiten. Bij polio denkt men meteen aan verlamming, maar bij 95% van de besmette personen zijn er geen symptomen, zelfs niet ten tijde van een epidemie. Slechts 5% van de besmette personen krijgt milde (griepachtige) symptomen, zoals hoofdpijn, keelpijn, een stijve nek en koorts. Van eerdergenoemde 5% besmette personen ontwikkelen zich bij ongeveer 1 op de 1.000 spierverlammingen.

Er bestaan twee verschillende vaccins: Salk (intramusculair; injectie) met gedood poliovirus en Sabin (oraal) met levend verzwakt poliovirus. In Nederland gebruikt men het Salkvaccin. Het poliovaccin is gekoppeld aan meerdere incidenten: het zogenaamde Cutter-incident (in 1955), waarbij het voor het vaccin (Salk) gebruikte virus niet gedood bleek te zijn met als gevolg dat 192 personen daadwerkelijk (paralytische) polio kregen en het SV40-incident, waarbij het vaccin (Sabin) vervuild bleek te zijn met een (kankerverwekkend) apenvirus. Daarnaast was het Britse poliovaccin van de firma Medeva gekweekt op foetussen van kalveren waardoor het risico op BSE (Creutzfeldt-Jakob of ‘gekke koeienziekte’) bestond. Toen het eerste poliovaccin (Salk) in de Verenigde Staten op de markt kwam (in 1954), ontstond er binnen 9 dagen een flinke epidemie onder de gevaccineerde kinderen, hun ouders en andere personen in de omgeving. Vervolgens werd gauw de definitie van de ziekte veranderd: volgens de nieuwe diagnostische criteria had men ineens geen polio meer, maar meningitis. Het aantal gediagnosticeerde poliogevallen nam uiteraard als gevolg hiervan drastisch af en leek (ten onrechte) het gevolg van een werkzaam vaccin. Het aantal gevallen meningitis echter steeg omgekeerd evenredig. De toename van polio in ontwikkelde landen wordt in verband gebracht met het toenemende gebruik van landbouwpesticiden. Het is daarnaast opvallend dat de grote polio-epidemieën in de Westerse wereld gelijk lopen met de introductie van de massale inentingen tegen difterie, kinkhoest en tetanus (na de Tweede Wereldoorlog). Uit onderzoek blijkt dat intramusculaire injecties, waaronder (polio)vaccinaties, een risico in zich dragen voor het ontwikkelen van… polio.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Hepatitis B, de ziekte & het vaccin

Hepatitis B wordt veroorzaakt door een virus. Hepatitis B virus wordt aangetroffen in lichaamsvloeistoffen zoals bloed, sperma (ook voorvocht) en vaginaal vocht. Besmetting met het virus kan plaats vinden door (onveilig) seksueel contact, bloed-bloed contact, gemeenschappelijk gebruik van tandenborstels/scheermesjes, vervuilde naalden (drugsgebruikers) en tijdens geboorte, via lichaamsvocht van een moeder die draagster is van het virus. De kans dat een pasgeboren baby (met ouders die niet tot een risicogroep behoren) hepatitis B krijgt, is heel klein. 1 op de 3 mensen die wordt geïnfecteerd met het hepatitis B virus krijgt geen klachten, bij hen verloopt de besmetting ongemerkt. In de meeste gevallen gaan de symptomen over met rust en verdwijnt het virus binnen enkele weken.
Als het virus is verdwenen, is er levenslange immuniteit, ook wanneer de besmetting symptoomloos is verlopen.
De hepatitis B-vaccins staan bekend om de forse bijwerkingen, waaronder neurologische. Ook de ontwikkeling en productie van het vaccin, zowel in het verleden als nu, roept vragen op. Zo werd het bloed van drugsgebruikers gebruikt voor de productie van vaccins en ook werd gebruik gemaakt van cellijnen van menselijke leverkankers. Omdat de echte risicogroepen niet goed bereikbaar zijn voor preventieve programma’s, werd in 2011 het besluit genomen om dan maar alle baby’s (die niet tot een risicogroep behoren!) preventief te vaccineren. Maar de beschermingsduur van het vaccin is beperkt: tegen de tijd dat een kind mogelijk risicogedrag vertoont, is het vaccin uitgewerkt.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Hib (Haemophilus influenzae type b), de ziekte & het vaccin

Hib is een bacterie die veelvuldig voorkomt in onze luchtwegen. Normaliter leeft de bacterie als ‘gast’ in goede harmonie samen met de mens. Bij een verminderde weerstand kan de bacterie leiden tot ziekte. Tussen 1942 en 1968 was er een spectaculaire toename van 399% van Hib-infecties. Hierbij viel op dat er onder baby’s jonger dan drie maanden in die periode (1942 tot 1968) geen toename van Hib-infecties was. De eerste drie maanden zijn baby’s beschermd door, via de placenta verkregen, afweerstoffen van de moeder. Borstvoeding (minimaal 3 maanden) blijkt goed tegen Hib-infecties te beschermen; het beschermende effect duurt zelfs voort nadat de borstvoeding is afgebouwd. De duur van de bescherming door Hib-vaccinatie is onbekend. Na het tweede jaar wordt een Hib-vaccinatie niet meer zinvol geacht, aangezien de meeste kinderen tegen die tijd een natuurlijke weerstand hebben opgebouwd. Het is opvallend dat hersenvliesontstekingen bij kinderen in toenemende mate voorkwamen na de start van het vaccinatieprogramma in 1954. Na invoering van de Hib-vaccinatie daalde wel het aantal Hib-hersenvliesontstekingen, maar niet het totaal aantal hersenvliesontstekingen. Dat nam zelfs sterk toe. Er ontstond een verschuiving naar andere ‘veroorzakers’, bijvoorbeeld meningokokken B en C en pneumokokken.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Pneumokokken, de ziekte & het vaccin

De pneumokok komt, net als Hib, veel voor in de bovenste luchtwegen (neus- en keelholte) van gezonde personen, zonder schadelijk te zijn voor de gezondheid. Vrijwel iedereen is gedurende enige tijd drager van een pneumokok. Bij een verminderde weerstand veroorzaakt de bacterie luchtweginfecties, variërend van een verkoudheid tot middenoor- of longontsteking. In zeer zeldzame gevallen bereikt de bacterie de bloedbaan en veroorzaakt ernstige ziekten als sepsis (bloedvergiftiging) en meningitis (hersenvliesontsteking). Door vaccinatie treedt er een verschuiving op naar infecties die veroorzaakt worden door andere bacteriën, waarbij bovendien resistentie optreedt tegen antibiotica. De pneumokok verdwijnt dus weliswaar, maar een andere bacteriesoort uit neus of mond die evenveel of zelfs meer ontstekingsellende veroorzaakt, neemt zijn plaats in. De staphylococcus aureus, die bij kinderen botontstekingen, huidinfecties en abcessen kan veroorzaken, komt voor de pneumokok in de plaats. De beschermingsduur van het vaccin is onbekend. Pneumokokkeninfecties zijn goed te behandelen met antibiotica. Borstvoeding helpt om complicaties van infecties te voorkomen.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Bof, de ziekte & het vaccin

Bof wordt veroorzaakt door een virus. Hoewel de ziekte voor kinderen vervelend is, zijn complicaties uiterst zeldzaam. De bof was een algemeen voorkomende acute kinderziekte, die in de vorm van een epidemie voorkwam eenmaal per 5 à 10 jaar. De bof kwam echter ook wel voor bij volwassenen. De kans op complicaties is dan groter. Als gevolg van de beperkte beschermingsduur die na vaccinatie ontstaat, zijn er sinds de massavaccinaties meer volwassenen die de bof krijgen. Net als bij rodehond is het mogelijk de ziekte symptoomloos te doorlopen. Ook dan is er sprake van levenslange immuniteit. Na vaccinatie ontstaat zoals gezegd geen levenslange immuniteit en het is dus de vraag of natuurlijk verworven immuniteit niet te verkiezen is boven vaccinatie. Het vaccin dat opgenomen is in het RVP is een combinatievaccin: hierin zitten ook (onder meer) de levend verzwakte virussen van mazelen en rodehond. Economische redenen liggen ten grondslag aan het toevoegen van de bofcomponent aan het BMR-vaccin: de overheid zag (en ziet) ouders kennelijk liever op de werkvloer dan thuis bij een ziek kind.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Mazelen, de ziekte & het vaccin

mazelen.jpg
Mazelen wordt veroorzaakt door een virus. De sterftecijfers als gevolg van mazelen waren in vroeger tijden in Westerse landen hoog. In bevolkingsgroepen waar mazelen echter al generaties lang regelmatig voorkwam, leidde dat tot aanpassing van het immuunsysteem waardoor mazelen na verloop van tijd een relatief milde kinderziekte werd.
In de kinderleeftijd (tot ongeveer een leeftijd van 10 jaar) wordt mazelen, mits goed begeleid, over het algemeen probleemloos doorgemaakt. Diverse onderzoeken tonen aan dat vitamine C en vooral hoge doseringen vitamine A beschermen tegen complicaties en sterfte als gevolg van complicaties bij mazelen.
Wanneer er kinderen overlijden aan mazelen, dan is dat vaak als gevolg van een slechte voedingstoestand en een verminderde werking van het immuunsysteem (door een onderliggende ziekte/aandoening).

Mazelen zijn dan de spreekwoordelijke druppel en niet de primaire doodsoorzaak. Voordat men met vaccineren begon, waren ongeborenen en pasgeborenen beschermd door moederlijke antistoffen doordat moeders langs de natuurlijke weg (als gevolg van het doormaken van de ziekte) immuniteit verkregen.
Pas na uitwerking van de beschermende moederlijke afweer, dus na de zuigelingenleeftijd, werden kinderen geconfronteerd met het virus. De door vaccinatie verkregen immuniteit is van mindere kwaliteit en neemt met de jaren af. Tegen de tijd dat een vrouw die niet langs de natuurlijke weg immuniteit verkregen heeft (dus door middel van vaccinatie, zoals tegenwoordig vrijwel altijd het geval is), zwanger wordt, is er onvoldoende bescherming van de foetus en later van de baby, gedurende het eerste levensjaar.

Zodoende kunnen baby’s tegenwoordig besmet worden op een leeftijd waarop de ziekte veel meer risico’s kent. Het mazelenvaccin werd geïntroduceerd in 1976. In de periode daarvoor (1901-1976) was het sterftecijfer al tot nul gedaald. Het vaccin dat opgenomen is in het RVP is een combinatievaccin: hierin zitten ook (onder meer) de levend verzwakte virussen van bof en rodehond. Een monovaccin was vroeger nog wel, maar inmiddels niet meer beschikbaar…

Uitbraken van mazelen komen voor in populaties met een hoge vaccinatiegraad. In 2013 was er in Nederland een zogenaamde mazelenepidemie. In de periode begin mei tot en met eind juli 2013 waren er wekelijks gemiddeld 50 gevallen van mazelen gemeld (op een inwoneraantal van 17 miljoen). Er overleed één (ongevaccineerd) persoon waarvan de gezondheid voordien al (reeds lange tijd) kwetsbaar was.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Rodehond, de ziekte & het vaccin

Rodehond wordt veroorzaakt door een virus. De ziekte is zeer mild en kan zelfs onopgemerkt verlopen. Ook als de ziekte symptoomloos doorgemaakt wordt, is er sprake van levenslange immuniteit. Zwangere vrouwen die rodehond krijgen in het eerste trimester van hun zwangerschap, lopen een grote kans dat de foetus ernstig beschadigd raakt.

Het aanvankelijke doel van vaccinatie tegen rodehond was om meisjes vóór de vruchtbare leeftijd te beschermen door ze met 11 jaar te vaccineren. Dit gebeurde vanaf 1974. Later werd de doelstelling uitgebreid (het uitroeien van de ziekte) en werden ook jongens gevaccineerd. Aangezien rodehond een onschuldige kinderziekte is, is bescherming van het kind niet het doel van vaccinatie. Het doel is bescherming van de zwangere vrouw. Vóór het vaccinatietijdperk had de meerderheid van de mensen (85-96%) al een natuurlijke bescherming opgebouwd tegen rodehond als gevolg van het doormaken van de ziekte. De geschatte bescherming van het vaccin echter ligt rond de 77% en de beschermingsduur is 10 jaar.
De met behulp van vaccinatie verkregen immuniteit is dus niet levenslang en het is de vraag of men zichzelf hier niet in de spreekwoordelijke voet schiet: zwangere vrouwen die als kind tegen rodehond gevaccineerd zijn, beschikken namelijk door de afnemende immuniteit mogelijk niet (meer) over voldoende antistoffen om de foetus te beschermen. Het vaccin dat opgenomen is in het RVP is een combinatievaccin: hierin zitten ook (onder meer) de levend verzwakte virussen van bof en mazelen.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Meningokokken C, de ziekte & het vaccin

De bacteriën die meningitis (hersenvliesontsteking) kunnen veroorzaken, zijn zeer alledaags en komen bij gezonde mensen in de neus- en keelholte voor. Drager zijn helpt om weerstand op te bouwen. Slechts onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij oververmoeidheid) is de afweer van het lichaam onvoldoende en kunnen deze bacteriën in het ergste geval meningitis veroorzaken. Slechts 4 op de 400.000 met meningokokken C besmette mensen krijgt ernstige symptomen en 2 van die 4 herstelt volledig.
Op de leeftijd van 4 jaar hebben de meeste kinderen voldoende natuurlijke weerstand tegen de meeste veroorzakers van meningitis opgebouwd. Tot en met de leeftijd van 3 maanden zijn baby’s beschermd door via de placenta verkregen afweerstoffen. Borstvoeding verkleint de kans op het krijgen van meningitis. Met andere woorden: geen borstvoeding vergroot de kans op het krijgen van meningitis.
Van de meningokokken alleen al zijn dertien verschillende soorten bekend; ‘de’ meningokok bestaat niet en vaccinatie tegen één groep brengt geen immuniteit tot stand tegen een andere groep.
Dit blijkt eigenaardig genoeg wél het geval bij het doormaken van een meningokokken-infectie.
Overigens kennen de vaccins tegen meningitis (Meningokokken C, Pneumokokken, Hib) zelf hersenvliesontsteking als bijwerking.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Groepsimmuniteit?

Vaak wordt bij vaccinatie het belang van de zogenaamde groepsimmuniteit benadrukt. Omdat een bepaald percentage van de bevolking immuun is voor (een) bepaalde ziekte(n), zou de gehele bevolking beschermd zijn tegen uitbraken. Ouders die om wat voor reden dan ook afzien van het vaccineren van hun kind(eren), krijgen vaak het verwijt profiteurs te zijn. Hun ongevaccineerde kinderen zouden geen risico lopen, doordat de meerderheid van de kinderen wordt ingeënt.

Je kunt je echter afvragen of er tegenwoordig daadwerkelijk nog zoiets als groepsimmuniteit bestaat als immuniteit op basis van vaccins slechts tijdelijk is.
We hebben tegenwoordig te maken met de derde en vierde generatie gevaccineerden. Hoezo, groepsimmuniteit? Hiervan kan toch alleen sprake zijn bij het natuurlijk doormaken van ziekten, waarbij levenslange of langdurige immuniteit verkregen wordt? Daar komt bij: voordat men op grote schaal begon met vaccineren, waren de ziekten waartegen men vaccineerde al spectaculair gedaald wat betreft vóórkomen. Dit had en heeft niets met (door vaccins bewerkstelligde) groepsimmuniteit te maken; tegen roodvonk (een ‘killer’ in vroeger tijden) is nooit een vaccin opgenomen (geweest) in het RVP en toch is de ziekte nagenoeg verdwenen én van karakter veranderd (milder geworden).

Het begrip groepsimmuniteit wordt vaak – ten onrechte – verward met vaccinatiegraad (het percentage gevaccineerde kinderen). Dit zijn echter twee totaal verschillende dingen: gevaccineerd zijn betekent niet persé immuun zijn en bovendien niet langdurig immuun zijn. Het is zelfs zo dat gevaccineerde kinderen de ziekte waartegen ze gevaccineerd zijn, gedurende een bepaalde periode kunnen verspreiden. Zo staat in bijsluiters van vaccins met regelmaat vermeld dat men pas gevaccineerde kinderen uit de buurt moet houden van personen met een verminderde weerstand, vanwege een mogelijke besmetting. De overtuiging dat ongevaccineerde kinderen als ‘ziekteverspreiders’ een gevaar voor de samenleving en, meer specifiek, andere kinderen zouden zijn, verdient dus nader onderzoek. Als vaccins bovendien doen wat ze beloven, dan lopen de gevaccineerde kinderen geen risico, maar juist de ongevaccineerde. Hoewel een groot onderzoek nooit is uitgevoerd, zou uit verschillende kleine onderzoeken echter blijken dat ongevaccineerde kinderen beduidend gezonder zijn dan gevaccineerde.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

De beste bescherming tegen ziekte is gezondheid

We worden dagelijks blootgesteld aan miljoenen ziekteverwekkers en het hangt van verschillende factoren af of je daadwerkelijk ziek wordt. We weten allemaal dat bij een griepepidemie niet iedereen daadwerkelijk griep krijgt. En ook dat de ziekteverschijnselen qua ernst van persoon tot persoon sterk kunnen verschillen.

Als we het hebben over pasgeborenen, dan zijn er een aantal zaken die bijdragen aan de opbouw van een goed werkend immuunsysteem. Van groot belang hierbij is de voeding van de baby: borstvoeding. Borstvoeding beschermt het kind tegen tal van infecties (waaronder de bij kinderen zo veel voorkomende KNO-infecties) en auto-immuunziekten. Oftewel: geen borstvoeding vergroot de infectierisico‘™s van een kind. Daarnaast bevordert het de hechting tussen moeder en kind en de grote mate van ontspanning tijdens het voeden draagt bij aan een laag stressniveau, hetgeen de werking van het immuunsysteem ten goede komt. Niet alleen lichamelijke, maar ook psychische en emotionele overbelasting verzwakken het afweersysteem. Daarover is inmiddels veel bekend.
Alles wat er op dit terrein gedaan wordt om evenwicht te brengen (meer rust of juist meer uitdaging), maakt een kind weerbaarder tegen infectieziektes. Het is dus goed om je als ouders goed voor te bereiden op de komst van je kind; zwangerschap, bevalling, voeding, verzorging: wat doe je wel en wat niet? Wat kun je zoal doen om je eigen gezondheid en die van je (ongeboren) kind te bevorderen? Spelen vaccinaties daarbij een rol en zo ja, welke? En zijn er wellicht andere mogelijkheden om een kind te beschermen tegen (infectie)ziekten?

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Vaccineren versus investeren in gezondheid: follow the money

‘Ik vind gewoon: het is er. Daar moet je gebruik van maken.’ (Uitspraak van een moeder over het RVP.)

Bovenstaande uitspraak is illustrerend voor het gebrek aan kennis bij veel ouders waar het vaccins en vaccinaties betreft.
Het RVP is er, dus doet je kind mee.

De schappen in supermarkten liggen vol met snoep, dus koop je het. Logisch. Of… toch eerst maar even de ingrediëntenlijst bestuderen? Jaarlijks worden 5 tot 10 overlijdens gemeld na vaccinatie. Een ingecalculeerd risico, waar veel ouders niet van op de hoogte zijn.
Het staat immers niet in de informatiebrochure van het RIVM.

Wat ook niet in de informatiebrochure vermeld wordt, is dat eenmaal vaccineren altijd vaccineren betekent, vanwege de beperkte beschermingsduur die na vaccinatie ontstaat. Vaccinatie is geen immunisatie. Immunisatie is natuurlijk verworven immuniteit, als gevolg van het doormaken van de ziekte; vaccinatie is een tijdelijk opgejaagde productie van antistoffen.

Bij het doormaken van een ziekte is het hele lichaam betrokken, bij vaccinatie slechts een klein deel van het immuunsysteem. Het doormaken van de ziekten waartegen gevaccineerd wordt (met uitzondering van tetanus), levert in veel gevallen levenslange en anders langdurige immuniteit op. Immuniteit op basis van vaccins is kunstmatig en neemt af met het verstrijken van de jaren.

De tijdelijke immuniteit die opgewekt wordt met behulp van vaccins is bovendien onnatuurlijk.
Ten eerste wordt met een injectie de eerste verdedigingslinie van het lichaam (de slijmvliezen; ogen, neus, mond en de huid) omzeild. Het vaccin wordt in de spier gespoten en komt zo al gauw in de bloedbaan terecht.
Ten tweede zitten er in vaccins hulpstoffen (adjuvantia) die ervoor zorgen dat er na vaccinatie een reactie van het immuunsysteem volgt die het nauwelijks of niet zou volgen wanneer men enkel de opgeloste dode of levend verzwakte bacteriën of virussen zou inspuiten.

Het is de vraag of het RVP bijdraagt aan gezondheidswinst van de bevolking op lange termijn, aangezien de immuniteit op basis van vaccins een beperkte duur heeft en als zodanig door zwangere vrouwen verminderd doorgegeven wordt aan de volgende generatie.

Baby’s worden dus niet beter, maar juist minder goed beschermd. Met alle mogelijke risico’s van dien. Wat nu? Dan maar zwangere vrouwen vaccineren?

Al een aantal jaren verschijnen er berichten dat zwangere vrouwen gevaccineerd zouden moeten worden tegen kinkhoest, zodat baby’s na de geboorte beter beschermd zouden zijn. Een uitbreiding van de doelgroep als oplossing voor het probleem? Vaccinatie is ‘big business’ en de vraag rijst waarom de overheid niet investeert in acties en/of programma’s die werkelijk preventief zijn. Dat zowel het vaccin voor kinderen als volwassen tamelijk waardeloos is, blijkt wel uit het feit dat vrouwen elke zwangerschap opnieuw een vaccinatie moeten hebben.

Waarom wordt het geven van borstvoeding niet nóg actiever begeleid (bijvoorbeeld door lactatiekundige zorg in de basisverzekering op te nemen of een verlenging van het zwangerschaps-/bevallingsverlof), terwijl dit grote gezondheidswinst met zich meebrengt voor zowel de baby als de moeder?

Heeft het ‘Masterplan borstvoeding 2008-2011’ een vervolg gekregen (hier is niets over te vinden)? En waarom is er geen informatieverstrekking over hormoonverstorende stoffen aan zwangere vrouwen? Wat is het belang van de overheid?

Je kunt niet anders dan je afvragen welke rol de industrie (onder andere de farmaceutische en voedingsmiddelenindustrie) speelt bij de totstandkoming van beleid.
Neem bijvoorbeeld ‘Jongeren Op Gezond Gewicht’ (JOGG). JOGG is een initiatief van de overheid om overgewicht bij kinderen terug te dringen. JOGG ontvangt echter ook financiële steun (bijna 7 ton) van bedrijven als Campina, Nestlé, Unilever en Coca-Cola. Hoe zuiver zijn de doelstellingen dan nog?

Of neem Ab Osterhaus, viroloog, veelvuldig in het nieuws ten tijde van de Mexicaanse griepepidemie. Hij had belangen in het vaccin tegen betreffende griep en is voorzitter van de European Scientific Working group on Influenza, een lobbyorganisatie.
In Amerika hetzelfde verhaal: Paul Offit (met de dubieuze bijnaam Dr. Profit), lid van het adviesorgaan van het CDC (het Amerikaanse RIVM) inzake vaccinaties, heeft belangen in het rotavirusvaccin.

Kortom, welke rol speelt het verdienen van geld bij het ‘bevorderen’ van gezondheid? Een industrie die haar geld (véél geld) verdient aan (preventie van) ziekte, heeft die werkelijk belang bij gezondheid?

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Tot slot

Vaccinatie is een zeer complex onderwerp waar heel veel, ook tegenstrijdige, informatie over te vinden is. In de hele vaccinatiediscussie hebben beide ‘kampen’ (voor en tegen) vaak maar weinig respect voor elkaars standpunt.

Ouders die kritisch zijn ten opzichte van vaccinatie, worden weggezet als ‘aluhoedjes’ of ‘religekkies’, terwijl het opvallend is dat voorstanders van vaccinatie vaak maar weinig kennis hebben over het onderwerp.

Maar voor of tegen: iedereen die werkelijk handelt in het belang van de gezondheid van baby’s en kinderen, heeft niets tegen een eerlijke en volledige informatieverstrekking.
Of die informatie nu aangenaam is (bijvoorbeeld voor je portemonnee) of niet.

Alleen op basis van eerlijke en volledige informatie is het mogelijk om een weloverwogen besluit te nemen, ook over een onderwerp als vaccinatie.

Dit artikel is bedoeld als ‘tegenlicht’ voor de informatie van het RIVM en vormt hopelijk een aanzet om meer te weten te komen over vaccins en vaccinaties. Dat de ziektes waartegen men in Nederland vaccineert een (zeer) ernstig beloop kunnen hebben, is helder. En dat ouders hun kinderen willen beschermen, volstrekt begrijpelijk. Angst blijkt echter ook besmettelijk en wat de meerderheid van de Nederlandse bevolking weet over (de productie van) vaccins en vaccinaties, is wat de overheid (industrie) ons erover vertelt.

Het lijkt bijna een geloof waarbij de vaccins heilig verklaard zijn. Ongerustheid onder de bevolking over vaccins en vaccinaties kan de overheid niet gebruiken, vanwege internationale afspraken die nagekomen moeten worden.

Omdat de reguliere media (onder invloed van de overheid/industrie?) zelden negatief berichten over (de gevolgen van) vaccins en vaccinaties, is er een ‘alternatief’ netwerk ontstaan, dat sterk groeiende is. Vaak zijn ongeruste ouders en therapeuten (van vaccinbeschadigde kinderen) hierbij betrokken.

Deze ouders vinden in het reguliere medische circuit nergens gehoor vanwege onder andere het eerdergenoemde geloof in de onfeilbaarheid van vaccins. Maar er zijn ook steeds meer artsen en wetenschappers die zich kritisch opstellen. Het is echter voor hen niet gemakkelijk om uit de ‘vaccinatiekerk’ te stappen en er een andere mening op na te houden. Wat is dus belangrijk? Dat je als ouder leest en onderzoekt, om je heen kijkt en je oor te luister legt. Vorm je eigen oordeel! Het gaat om je kind, je liefste ‘bezit’, en je kunt het maar één keer goed doen. Wat je ook besluit, een goede beslissing is een onderbouwde beslissing. Gezondheid heeft uiteindelijk alles te maken met gezond verstand.

Referenties

Terug naar Inhoudsopgave

Noot

Zeer spijtig is het dat het monovaccin niet meer geleverd wordt.
Hetzelfde geldt dat er op dit moment (! -anno begin 2018) ook geen Infanrix IPV (= DKTP + HepB (en eventueel wel of niet los toe te voegen de HIB)) te bestellen valt.
De IPV is de tegenhanger van de Infanrix HEXA die standaard aangeboden wordt en waar dus HepB inzit.
De Pediacel (die bestond uit DKTP + HIP) is onlangs van de markt gehaald waardoor deze niet meer te verkrijgen is.

Kortom, je wordt als ouder erg gestuurd en gemanipuleerd in wat je eventuele keuzes nog zijn/waren.
Op dit moment heb je dus ook geen keuze meer of je wel/niet de HepB wenst te geven.

Update: 20180308

Leestips

Terug naar Inhoudsopgave

Copyright; update 20180706

© | Op dit artikel rust copyright | StefanKleintjes | |

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden