Borstvoeding voor de randprematuur geboren baby en/of dysmature baby

Annet Mulder

dysma2.jpgAls je borstvoeding gaat geven, bereid je je hier waarschijnlijk op voor. Je zoekt informatie op internet, je volgt voorlichtingsbijeenkomsten, en of je leest een boek. Van je verloskundige of kraamverzorgende krijg je meestal ook nog informatie. Die informatie is vaak gericht op de gezonde baby die na 37 weken geboren is. Maar wat als je met 36 weken al bevalt van je kindje? Of als je kindje met 39 weken op de wereld komt en een gewicht van 2200 gram heeft? Hoe zit het dan met borstvoeding geven? Gaat dit net zo als wanneer je baby op tijd, met 40 weken geboren wordt? Of wanneer je kindje 3500 gram weegt? Nee, meestal niet. Misschien lees je dit artikel omdat je weet dat er een klein kindje aan zit te komen, of lees je het omdat je onlangs bent bevallen van een klein of te vroeg geboren kindje en op zoek bent naar informatie. Hopelijk heb je steun aan dit artikel en helpt het je door te gaan met de borstvoeding of het geven van moedermelk.

In dit artikel komen de volgende onderwerpen aan bod

  • De kenmerken van een randprematuur en dysmatuur.
  • De uitdagingen in het geven van borstvoeding.
  • De juiste aanpak bij de verschillende situaties.

De geboorte

dysma1.jpgEen randprematuur is een kindje dat wordt geboren tussen de 35 en 37 weken. Er zijn grote verschillen te zien bij deze baby‘™s. Een baby van 35 weken met een goed gewicht kan soms meer, zoals effectiever of langer drinken, dan een baby van 38 weken met een laag gewicht. Ook is de ene randprematuur geboren baby de andere niet. De ene baby kan op de kraamafdeling blijven terwijl een ander meer medische zorg nodig heeft en toch een tijdje op de neonatologie moet doorbrengen. Een baby die met 37 weken en 1 dag geboren is, kan ook randpremature kenmerken laten zien maar dit is officieel dus niet een randprematuur. Vaak is er een medische reden voor een vroegtijdige bevalling. De moeder heeft bijvoorbeeld diabetes mellitus. Of er is sprake van een infectie, een te hoge bloeddruk of de geboorte van een tweeling. Soms is de oorzaak niet bekend. Wat is er nu anders aan een randprematuur of een dysmatuur behalve het gewicht? Ten eerste is het voor de ouders vaak schrikken. Sommige ouders wisten niet dat ze een klein kindje zouden krijgen en weten niet goed hoe hiermee om te gaan. Anderen schrikken van het uiterlijk van het kleine hummeltje.

Wat is er anders?

dysma5.jpgEr zijn een aantal zaken die bij een randprematuur of bij een dysmatuur kindje anders kunnen gaan. Bijvoorbeeld het voeden, slapen, ademen of de het behouden van een goede temperatuur. In sommige gevallen is er sprake van een medische situatie. Bijvoorbeeld een baby met te lage bloedsuikers, een baby met een infectie of geel zien. Vroeger kwam een te vroeg geboren kindje altijd direct op de zuigelingenafdeling. Tegenwoordig laten de artsen dit afhangen van de start van het kindje en willen we moeder en kind bij elkaar houden. Dit is helaas niet altijd mogelijk. Voor het tot stand van komen van de borstvoeding is het positief als moeder en kind samen zijn!

Voeden

Het is bijna altijd mogelijk om direct te starten met aanleggen. Een dysmature baby heeft hier namelijk vaak wel de kracht voor. Een randpremature baby laat hierbij wat meer aanloopproblemen zien. Maar toch, starten met aanleggen, kan en is wenselijk. Er zitten altijd grote verschillen in alle baby’s, dus ook bij baby’s met een laag gewicht is dat zo. Sommige baby’s melden zich vaak genoeg en groeien met de kleine beetjes moedermelk die zij krijgen. Andere baby’s slapen veel en te lang en melden zich daardoor minder vaak voor een voeding. dysma8.jpgVoedingen duren bij deze baby’s gemiddeld wat langer dan bij op tijd geboren baby’s. Het is daarom belangrijk voor een moeder om goed te weten wat ‘effectief’ drinken is zodat de baby geen energie verliest met alleen zuigen of sabbelen aan de borst. Hij heeft daardoor dan geen of te weinig energie meer over voor het drinken van de bijvoeding in het geval hij dat ook nodig zou hebben. Randpremature baby’s laten kortere zuigreeksen zien dan een volgroeide baby. Ze willen dus vaker pauzeren of moeten wat meer ‘aan de praat’ gehouden worden. Er zijn ook dysmature of randpremature baby’s die na enkele dagen in staking gaan. Zij hebben een goede start, lijken het drinken prima op te pakken maar verliezen toch zoveel energie dat ze teveel afvallen. Ze gaan steeds meer slapen en slechter drinken. Als dit gebeurt, is er een andere aanpak nodig. Dit kan bijvoorbeeld extra voeding betekenen of een andere manier van voeden.

Ademen

Randpremature baby’s hebben in sommige gevallen moeite met de ademhaling. Ze hebben een verminderde spierspanning en daardoor meer moeite met zuigen. Het is belangrijk om deze baby’s tijdens een voeding voldoende ruimte te geven, zodat zij hun ademhaling op orde kunnen houden. Dus als de baby stresssignalen laat zien tijdens een voeding, zou de voeding onderbroken moeten worden.
Stresssignalen zijn fronsen, wenkbrauwen optrekken, neusvleugelen, snelle ademhaling, knoeien of opvallende geluiden maken tijdens het drinken.

Slapen

dysma10.jpgDe meeste randpremature of dysmature baby’s slapen meer en moeten dus gewekt worden voor een voeding. In de meeste gevallen wordt dit iedere drie uur gedaan. Maar het kan nut hebben om deze baby’s juist vier uur te laten slapen en te kijken of zij zich dan misschien uit zichzelf melden voor een voeding. Of om te zien of ze juist na vier uur actiever zijn tijdens de voeding. Veel randpremature baby’s laten een grillig slaappatroon zien.

Temperatuur

Vooral de dysmature baby heeft moeite om zichzelf op temperatuur te houden omdat hij minder lichaamsvet heeft. Als een baby hiervoor zelf veel moeite moet doen, verliest hij energie die hij beter voor andere zaken, zoals groeien en zich voeden, kan gebruiken.

De medische kant

Deze baby’s hebben een grotere kans op geel zien, onderkoeling, noodzaak voor bijvoeding, gewichtsverlies, scheiding moeder en kind, heropname in het ziekenhuis, lage bloedsuikers en infecties. En niet te vergeten: het niet slagen van de borstvoeding.

De uitdagingen bij borstvoeding voor de randprematuur of dysmature baby

dysma7.jpgVoor de zorgverlener is het belangrijk dat zij kennis heeft over de situatie van de baby. Zij moet kunnen inschatten wat voor deze baby in deze specifieke situatie de risico’s zijn en daar het plan gezamenlijk met de ouders op aanpassen. Het verloop van de borstvoeding moet dagelijks geëvalueerd worden en zo nodig aangepast. Als moeder en kind nog in het ziekenhuis zijn, is de lactatiekundige dé zorgverlener die de ouders extra ondersteuning kan bieden bij de start met borstvoeding. Zij kan de ouders van het begin af aan extra begeleiding bieden en gezamenlijk vóór het ontslag en mét de ouders een plan van aanpak maken, voor het vervolg van de borstvoeding thuis. In de thuissituatie is in sommige gevallen de kraamverzorgende nog enkele dagen aanwezig. Als de baby en/of moeder langer in het ziekenhuis zijn gebleven, kan het zijn dat er geen kraamzorg-uren meer zijn. Zeker in die situatie is het prettig om met lactatiekundige begeleiding door te gaan.

Wegen voor en na een voeding?

dysma12.jpgIn sommige ziekenhuizen wordt bij deze groep kinderen voor en na een voeding gewogen. Dit kan soms prettig zijn doordat je dan kunt zien hoeveel een baby drinkt. Wegen kan motiverend werken en de moeder zelfvertrouwen geven. Kijken naar het drinkgedrag van de baby is echter ook belangrijk. Zodra een baby gaat groeien en effectief aan de borst kan drinken is voor en na een voeding wegen niet meer nodig. Voor sommige ouders is de overgang van ‘voor en na’ wegen naar ‘vertrouwen op de baby en plas-en poepluiers in de gaten houden’, een te grote stap. Zeker als de baby nog niet terug is op het geboortegewicht en matig groeit of afwisselend drinkt, kan het prettig zijn om een weegschaal te huren en dagelijks te wegen. Dit dagelijkse wegen kan overgaan in ‘om de twee tot drie dagen wegen’ en uiteindelijk lukt het de meeste ouders gelukkig om ‘gewoon’ naar de baby te kijken en te luisteren.

Aandachtspunten voor de zorgverlener direct na de bevalling en de eerste dagen

  • Zorg voor extra veel huid op huid contact na de bevalling. Veel huid op huid contact zorgt voor: hoger hartritme, hogere temperatuur, hogere bloedsuiker, hogere saturatie (zuurstofvoorziening van het bloed) en meer kans op goede poging tot eerste keer aanleggen.
  • Geef extra aandacht aan de lichamelijke conditie van de baby, zoals: vaker temperaturen, meer aandacht voor eventueel geel zien van de baby, alert zijn op slaperigheid of sufheid van de baby.
  • Moedig huid op huid contact voor langere periodes aan.
  • Maak de baby wakker voor voedingen.
  • Laat de moeder tijdig starten met kolven en bijvoeding geven in de vorm van afgekolfde moedermelk.
  • Schakel de lactatiekundige in; zij is de specialist in de borstvoeding, en heeft meer tijd en meer informatie en kan meer begeleiding geven.
  • Zorg voor extra aandacht voor het juist aanleggen.
  • Geef extra aandacht aan het op gang brengen van de melkproductie als de baby niet effectief genoeg drinkt.
  • Bespreek dagelijks het verloop van de borstvoeding met de moeder en pas de planning zo nodig aan.

Wat kan de moeder nog extra doen?

  • Borstcompressie aanleren en toepassen.
  • Mogelijk wegen voor en na de voeding na enkele dagen? Afhankelijk van effectief drinkgedrag.
  • Bijvoeding geven bij voorkeur met de sonde aan de borst. Als dit teveel energie kost, zijn er andere mogelijkheden zoals cup- of vingervoeden. Afspraken hierover zijn vaak afhankelijk van de instelling of de kraamzorg. De ouders hebben hier natuurlijk wel inspraak in. Als deze voedingsmethoden de baby teveel energie kosten, kan het voeden met behulp van een fles een tijdelijke oplossing zijn.
  • Een tepelhoedje kan in de volgende situaties ingezet worden als tijdelijk hulpmiddel.
    • Wanneer blijkt dat de baby niet goed kan aanhappen, ondanks goede begeleiding.
    • Bij baby’s die ondanks een goede melkproductie binnen een paar minuten aan de borst in slaap vallen, want dit kan als ze te weinig melk binnen krijgen.
    • Bij baby’s die het vacuüm niet goed vast kunnen houden.

Bijvoeding geven met de fles

dysma4.jpgAls na enkele dagen blijkt dat de baby direct, of live aan de borst nog niet voldoende melk tot zich kan nemen en of dat dit te vermoeiend is voor de baby, dan kan het voeden met behulp van een fles een tijdelijke oplossing zijn. Als je je baby voedt met een fles, blijf hiermee dan zo dicht mogelijk bij de borst. Je kunt je baby bijvoorbeeld de fles geven in zijligging. Dit is dezelfde houding als aan de borst. Klap de speen eerst dubbel en draai dan de fles om. Hierdoor loopt de melk niet uit de fles. Zorg ervoor dat je de fles net zoals de borst aanbiedt. Eerst de zoekreflex uitlokken en daarna de speen aanbieden. Houd de fles bijna horizontaal zodat de baby wat meer moeite moet doen om de fles te drinken. Bijna horizontaal dus, want de voorkant van de speen moet wel met melk gevuld zijn en blijven. De baby hoort geen rare geluiden te maken of te knoeien met de fles. Er zijn veel verschillende soorten spenen. Een lange rechte speen met een langzame flow wordt door veel logopedisten aangeraden.

Het ontslag uit het ziekenhuis of het vertrek van de kraamverzorgende

dysma9.jpgBij het ontslag vanuit het ziekenhuis is een duidelijke overdracht naar de kraamverzorgende van belang. Zorg ervoor dat je een soort ‘plan van aanpak’ meekrijgt zodat je weet hoe je thuis verder kan gaan na het ziekenhuisverblijf. Bedenk je wel dat bij een premature of dysmature baby het plan per dag weer kan veranderen. Het is niet handig als de kraamverzorgende in de thuissituatie weer van alles gaat uitproberen wat in het ziekenhuis niet gewerkt heeft. Hiermee doel ik vooral op bijvoedingsmethoden. En alleen al daarom is een duidelijke en geschreven overdracht van belang. Het is niet prettig als je na het ziekenhuisverblijf in een ‘zorggat’ valt. Je kunt voor vragen contact opnemen met een lactatiekundige.

In de thuissituatie hoort de kraamverzorgende de volgende zaken opnieuw in te schatten

  • Hoe is de melkproductie van de moeder?
  • Hoe reageert de baby op de nieuwe omgeving, bijvoorbeeld ten aanzien van de temperatuur thuis.
  • Hoe gaat het aanleggen en drinken aan de borst thuis verder?

Wat te doen bij matige groei aan de borst?

Kijk eens naar de volgende zaken. Misschien valt er nog iets aan te passen of te verbeteren?
  • Voedingen in duur begrenzen? Niet langer dan 30 minuten? Goed letten op effectief drinken van de baby aan de borst.
  • Ophogen aantal voedingen?
  • Verminderen van het aantal voedingen? Soms kost het een baby teveel energie om alle voedingen aan de borst te drinken. ‘Om en om’ geven van borst en fles kan een tijdelijke overgangsfase zijn naar volledige voedingen aan de borst.
  • Ophogen hoeveelheid?
  • Andere methode van voeding geven?
  • Inschakelen lactatiekundige?
  • Aanleggen verbeteren, borstcompressie, wisselvoeden?

Wat te doen bij een matige melkproductie?

Hoe gaat het vaak verder met de borstvoeding voor de randpremature baby of dysmature baby?

dysma6.jpgOf het geven van borstvoeding lukt heeft met meerdere zaken te maken. Zijn jullie als ouders goed begeleid, of heb je zelf voor goede begeleiding gezorgd? Dit is alles afhankelijk van het doorzettingsvermogen van de ouders, de melkproductie en de invloed van de omgeving. Soms is vooral geduld nodig. De randpremature baby heeft soms enkele weken nodig voor hij de techniek van het drinken aan de borst voldoende onder de knie heeft. De dysmature baby heeft soms vooral meer grammen nodig! Ook na enkele weken oefenen kan het nog prima lukken om moeder en kind van volledige borstvoeding te laten genieten.

Lees ook

Bronnen

Copyright

© | Op dit artikel rust copyright | StefanKleintjes |

Hier uw advertentie?

Neem vrijblijvend contact met ons op voor de mogelijkheden